Albert Einstein (1879 - 1955)

Einstein ontdekte de beroemde formule E = m c 2 (in dit hoofdstuk leer je wat de en c 2 betekenen). Dankzij die formule kunnen we kernenergie opwekken en - helaas - atoombommen maken. In hoofdstuk 1 ben je zelf al met formules bezig geweest. Zo heb je gezien dat het aantal grensvlakken van een n -zijdige prisma gelijk is aan n + 2 .

In de bovenstaande voorbeelden legden Einstein en jijzelf verbanden tussen grootheden. We spreken over een verband als de ene grootheid afhangt van de andere. Mensen zijn gek op het leggen van verbanden. We doen dat zelfs onbewust. Ook jij legt verbanden. Lees maar eens de volgende voorbeelden.

  • Hoe groter het grasveld, des te langer duurt het maaien. De grootheid maaitijd is afhankelijk van de grootheid grootte van het grasveld.

  • Hoe langer het telefoongesprek, des te hoger zijn de kosten. De grootheid kosten is afhankelijk van de grootheid beltijd.

  • Hoe meer hoeken in een veelhoek, des te meer zijden. De grootheid aantal zijden is afhankelijk van de grootheid aantal hoeken.

1

Noem zelf twee voorbeelden van een verband tussen grootheden. Zeg wat de grootheden zijn.

Maar wat zijn formules dan precies? Een formule beschrijft heel precies het verband tussen bepaalde grootheden. Je zou dat met hele zinnen kunnen doen, maar dat is langdradig en geeft vaak misverstanden. In plaats daarvan worden in formules voor de grootheden letters gebruikt. Zo stelt in de formule van Einstein de letter E de grootheid energie voor, m de massa en c de snelheid van het licht. Aan het gebruik van formules moet je wennen. Voor buitenstaanders lijkt het wel een soort geheimschrift. In dit hoofdstuk ga je zelf formules maken en leer je de eerste regels waarmee je met formules kunt werken. Dit onderdeel van de wiskunde heet algebra.

2

Verzamel minstens twee formules. Zoek bijvoorbeeld eens op Internet of in een (wiskunde)boek. Misschien kent iemand uit jouw omgeving er eentje. Zet bij jouw formules waarvoor ze gebruikt worden en wat de letters betekenen.