Quiz

We houden een quiz van tien vragen. Op elk van de vragen moet je met ja of nee antwoorden.

Waarschijnlijk weet je bij de meeste vragen niet zeker wat het goede antwoord is; dan kies je maar het antwoord dat jou het beste lijkt. Het is dus niet de bedoeling dan je uitgebreide berekeningen maakt. In het vervolg van dit boekje gaan we die berekeningen wel maken. Bij sommige vragen staat bij welke opgave dit gebeurt.

Je leraar heeft de goede antwoorden. Een goed antwoord levert 1 punt op, een fout antwoord 0 punten.

1) Als je € 2250,-- op je spaarrekening zet, heb je dan na twee jaar meer dan € 3050,--? (opgave 11)
2) Moet je meer dan duizend keer rondtrappen om 10 km te fietsen?
3) Drinkt een gemiddelde Nederlander alles bij elkaar in een jaar minder dan 400 liter? (opgave 6)
4) Weegt een suikerklontje meer dan 10 gram? (opgave 29)
5) Past de breedte van je duim meer dan 20 keer in de lengte van je voet?
6) Kun je met 1 m3; water meer dan tien keer douchen? (extra_opg. 1)
7) Als je goed doortrapt, kun je dan meer dan 4 meter per seconde fietsen? (opgave 16)
8) Is het mogelijk binnen 24 uur tot 1 miljoen te tellen? (extra_opg. 10)
9) Telt de voorgevel van een normaal woonhuis met één verdieping meer dan 10.000 stenen? (opgave 33)
10) Is het mogelijk dat 500 leerlingen deze vragenlijst allemaal verschillend invullen?

Hoeveel punten heb jij gehaald?