8.4  Speciale driehoeken >
Soorten driehoeken
1
a
b
c
2
3
a
b
2s
3s
4

Alle hoeken zijn gelijk.

5
a

2 of 3

b

1

c

1

6
10
a

waar

b

niet waar

c

waar

7
11
a

Eén gelijkzijdige, de andere drie zijn gelijkbenig.

Eén stomphoekige, de andere drie zijn scherphoekig.

b

Vijf verschillende groottes. Namelijk: 60 ° , 30 ° , 75 ° , 15 ° en 150 ° .

8
a
b

78 °

c

4,9 meter

9
a
b

128 °

6s
10s
a

niet waar

b

niet waar

c

waar

d

niet waar

e

waar

7s
11s
a

A B F : gelijkbenig, stomphoekig

B D F : gelijkzijdig, (en dus scherphoekig)

B C F : rechthoekig

b

A B C : gelijkbenig, rechthoekig

A M C : gelijkbenig, scherphoekig

B C G : gelijkbenig, rechthoekig

B G E : gelijkzijdig

E H M : rechthoekig

Kijklijnen
12
a

Hij kan vijf konijntjes (gedeeltelijk) zien.

De hoek is ongeveer 16 ° .

b

Als de vuurtorenwachter dichter bij de vuurtoren komt, wordt de hoek tussen de kijklijnen die langs de vuurtoren lopen groter. Dus de hoek waar de konijnen zitten die hij niet kan zien wordt steeds groter.

c

Ongeveer 40 ° .

13
a
b

Zie de figuur van het antwoord op vraag a.

14
15
a

Nee, teken maar kijklijnen.

b

De kijkhoek is 61 ° .

c

De fiets is dan 12 mm in het kaartje verplaatst; de auto rijdt 2,5 keer zo hard, dus die is 30 mm verplaatst. Ze kunnen elkaar nu wel zien.

d

De fietser moet 22 mm afleggen en de auto 55 mm. Daar doen ze even lang over. Dus krijgen we een botsing.

14s
15s