Gebieden en afstanden
1

In het plaatje zie je (van bovenaf gezien) het gebied waarbinnen een discuswerper zijn schijf moet gooien.
Het plaatje staat ook op het werkblad. De schaal daar is 1 : 1000 .

a

Hoeveel meter is 1  cm op de kaart?

Erik de Bruin werd in 1990 met een worp van 64,46  m tweede bij de Europese kampioenschappen.

b

Kleur op het werkblad de plaatsen, waar de discus van Erik terecht kan zijn gekomen.

Tijdens de Olympische spelen van Tokio (1964) gooiden alle dames in de finale de discus tussen de 50 en 58  meter.

c

Kleur het gebied waarbinnen alle finalisten hebben geworpen.

2

Armin, Ben en Connie zijn aan het vissen. De tekening van de situatie heeft schaal 1 : 1000 . De stippen geven de precieze plaats waar ze zitten. Armin kan met zijn werphengel zijn vishaak 35 meter ver gooien, Ben 25 meter en Connie 40 meter.

Kleur het gebied waar de vissen veilig zijn voor de drie vissers.

3

De grens van een land wordt vaak gevormd door een rivier, een kust of een bergketen. Natuurlijke grenzen noemen we dat. Dit soort grenzen was vroeger tijdens een oorlog gemakkelijker te verdedigen. Rond 1700 gebruikte men bij de Europese kusten vaak de kanonschot-regel om de grens vast te stellen.
De grens ligt zover uit de kust als een kanon schiet.
Die afstand was ongeveer drie mijl. Hieruit ontstond later de driemijlsgrens.
In het plaatje zie je een deel van een kustlijn.

Teken de driemijlsgrens op het werkblad.

Let op: dat gaat bij de inspringende hoek heel anders dan bij de scherpe hoek.