10.8  Extra opgaven
1
a

In de figuur zijn twee middelloodlijnen van de zijden getekend.

b

In de figuur zijn twee deellijnen van de driehoek getekend.

c

De middelloodlijn van zijde A B gaat door C omdat A C en B C even lang zijn.
De punten van de middelloodlijn van zijde A B liggen evenver van zijde A C als van zijde B C (symmetrie), dus het middelpunt van de ingeschreven cirkel ligt ook op de middelloodlijn van zijde A B .
Het middelpunt van de omgeschreven cirkel ligt natuurlijk ook op de middelloodlijn van zijde A B .

d

Rood gekleurd

e

Rood gekleurd

2

A B C = A C B = 45 ° .
B M en C M zijn deellijnen van de hoeken B en C ,
dus M B C = M C B = 45 ° : 2 = 22 1 2 ° .
Dus B M C = 180 ° 2 22 1 2 ° = 135 ° .

3

Rood gekleurd

Twee stippellijnen liggen op afstand 1 cm van k .
De derde stippellijn is de middelloodlijn van A B .

4

Een stippellijn is de middelloodlijn van zijde A B ,
de andere stippellijn is de deellijn van hoek A C B .

5
a
b

Zie onderdeel a.

c

A C B = 180 ° 50 ° 2 = 130 °

d

A S B = 180 ° 50 ° : 2 50 ° : 2 = 130 °

e

Omdat driehoek A B C een gelijkbenige driehoek is met A C = B C .

f

A S C = 180 ° 50 ° : 2 80 ° : 2 = 115 °

g

Omdat driehoek A B C een gelijkbenige driehoek is met A C = B C .

6
a
b

S A D = 51 ° : 2 = 25 1 2 °

c

A D C = 180 ° 51 ° = 129 °
A D S = 129 ° : 2 = 64 1 2 °

d

A S D = 180 ° 25 1 2 ° 64 1 2 ° = 90 °

e
f

Een rechthoek.

7

De getrokken lijnen zijn de middelloodlijnen van de gestippelde driehoek.

8
a
b

Zie onderdeel a: dat is rechthoek C D E F .

c

Zie onderdeel a: punt A .

d

Zie onderdeel a: lijnstuk A B .

9
a

...

b