1

Een slak beklimt een paal. Dat gaat niet gemakkelijk. In de grafiek is horizontaal de tijd uitgezet (in uren) en verticaal de hoogte (in meter). De grafiek vertelt hoe de klimtocht van de slak verloopt.

a

Hoe verloopt de klimtocht?

b

Als de slak stijgt, met welke snelheid gebeurt dat dan?

c

Als de slak naar beneden glijdt, met welke snelheid gebeurt dat dan?

De grafiek is niet compleet, want de paal is nog hoger en de slak blijft stug volhouden. De paal is 5 meter hoog.

d

Hoe lang duurt het voordat de slak de top van de paal bereikt?

2

Als je weet wat een brief weegt, weet je hoeveel postzegels erop moet (per 01 augustus 2013 kost een postzegel 60  cent).

Vertel wat je uit de grafiek te weten komt.

3

Stel je laat een boek drukken. Als je weinig exemplaren laat drukken, zijn die per stuk heel duur. Als je veel exemplaren laat drukken, zijn die per stuk veel goedkoper. Hoe dat zit, kun je uit de grafiek aflezen.

a

Hoeveel kost één exemplaar als de oplage 100 exemplaren is?
Hoeveel moet je in dat geval in totaal aan de drukker betalen?

b

Hoeveel kost één exemplaar als de oplage 1000 exemplaren is?
Hoeveel moet je dan aan de drukker betalen?

Iemand twijfelt of hij 500 exemplaren zal laten drukken of 100 meer.

c

Wat kosten die extra 100 exemplaren per stuk?