Grafieken

In een grafiek wordt het verband tussen twee grootheden weergegeven.
Een grootheid is iets wat je kunt meten.
Voorbeelden zijn lengte, oppervlakte, temperatuur, tijd, inhoud en snelheid.
De bijbehorende eenheid is de maat waar je de grootheden in meet.
Voorbeelden zijn meter, m2, ° C, jaar, liter en km/u.

Door het verband van twee grootheden in een grafiek weer te geven, kun je aflezen hoe de twee grootheden met elkaar samenhangen.

In grafieken kun je verschillende stukken herkennen:

  • stukken waar de grafiek stijgt;

  • stukken waar de grafiek daalt;

  • stukken waar de grafiek constant is.

Grafieken tekenen

Een grafiek heeft een assenstelsel, bestaande uit een horizontale as en een verticale as. Bij de assen moet altijd staan wat de grootheid en de bijbehorende eenheid is.

Bij een grafiek kun je een tabel maken.
Omgekeerd kun je bij een tabel ook een grafiek maken:

  • Teken een assenstelsel;

  • De horizontale as komt altijd overeen met de bovenste rij van de tabel, de verticale as met de onderste rij van de tabel;

  • Kijk naar het grootste en kleinste getal van de bovenste rij: deze moeten in gelijke stappen over de horizontale as verdeeld worden; Kies een geschikte stapgrootte, zodat de horizontale as tussen 6 tot 10 cm lang is;

  • Kijk naar het grootste en kleinste getal van de onderste rij: deze moeten in gelijke stappen over de verticale as verdeeld worden; Kies ook nu een geschikte stapgrootte, zodat de verticale as tussen 6 tot 12 cm lang is;

  • Zet de namen van de grootheden en de eenheden bij de beide assen;

  • Elk tweetal getallen uit de tabel geeft een punt in de grafiek. Teken ze allemaal;

  • Teken een vloeiende lijn door de punten.
    (Er bestaan ook grafieken waarbij de punten met rechte lijnstukken verbonden moeten worden.)

Als een (groot) deel van de verticale as niet gebruikt wordt, dan kun je beter een zogenaamde scheurlijn of zaagtand gebruiken.
Je krijgt dan een grafiek die je nauwkeuriger kan tekenen.
Let op: Je mag nooit naast de zaagtand nog iets in de grafiek tekenen.

Een grafiek zonder scheurlijn is eerlijker, maar een grafiek met scheurlijn is nauwkeuriger te tekenen en af te lezen.
Een grafiek met scheurlijn kan zeer misleidend zijn als je niet goed naar de bijbehorende waarden kijkt.

Globale grafieken

Het voordeel van grafieken is dat je in een oogopslag een duidelijk totaalbeeld krijgt. Bovendien kun je grafieken sneller met elkaar vergelijken dan tabellen, zelfs als een schaalverdeling ontbreekt. Grafieken waarbij de schaalverdeling ontbreekt, noemen we globale grafieken.

We onderscheiden zes manieren waarop een grafiek zich kan ontwikkelen:

Variabelen

In de wiskunde wordt vaak gebruikt gemaakt van grootheden x en y zonder betekenis. Ook hebben ze geen eenheid. We noemen x en y in dat geval geen grootheden, maar variabelen.
Een variabele is een letter waarmee een of ander getalswaarde wordt bedoeld die niet vaststaat: het kan allerlei mogelijke waarden aannemen. Een andere naam voor variabele is ook wel veranderlijke, of onbekende.

Coördinaten

Wanneer je bij een tabel een grafiek tekent, heb je telkens twee coördinaten.

  • De eerste coördinaat komt overeen met de bovenste rij van de tabel en geeft de plaats op de horizontale as aan.

  • De tweede coördinaat komt overeen met de onderste rij van de tabel en geeft de plaats op de verticale as aan.

De horizontale en verticale assen worden de coördinaatassen genoemd.

Hoewel voor variabelen alle letters van het alfabet gebruikt kunnen worden, kiest men vaak voor de letters x en y . De horizontale coördinaatas wordt dan de x-as genoemd en de verticale coördinaatas wordt dan de y-as genoemd.
Het snijpunt van de twee coördinaatassen is het punt met coördinaten ( 0,0 ) en wordt de oorsprong genoemd en vaak aangegeven met de hoofdletter O .


Een punt waarvan de coördinaten hele getallen zijn heet een roosterpunt.
Punten A ( 2,3 ) en B ( 4,0 ) zijn roosterpunten. De punten C ( 1,1 1 2 ) en D ( 3 1 2 ,4 1 2 ) zijn geen roosterpunten.
Let op: er staat een puntkomma als scheidingsteken tussen de coördinaten als de coördinaten kommagetallen zijn.


Bij een grafiek bestaat er een verband tussen de twee coördinaten van punten op de grafiek. Soms kan je dit verband uitdrukken in een formule.
Andersom kun je bij een formule van een verband tussen de coördinaten een tabel maken en een grafiek tekenen.

Schattingen maken

Als je bij een tabel een grafiek hebt getekend, kun je met de grafiek een schatting geven van tussenliggende waarden die niet in de tabel staan.
Dit noemen we interpoleren (Latijn: inter betekent tussen).
Door een grafiek verder door te tekenen kun je ook een schatting geven van waarden buiten de gegeven reeks.
Dit noemen we extrapoleren (Latijn: extra betekent buiten).

Als een grafiek regelmatig verloopt kunnen de schattingen met behulp van interpolatie of interpolatie nauwkeurig zijn, maar is dat niet het geval, dan is zo'n schatting onbetrouwbaar.