21.2  Omtrek en oppervlakte >
Omtrek
1
a

De routes zijn even lang, want de horizontale stukken zijn bij beide routes de breedte van de figuur en de verticale stukken zijn bij beide routes de hoogte van de figuur.

b

Ze hebben dezelfde omtrek, want beide stukken hebben de geknikte lijn gemeenschappelijk.

2
a

Omtrek van het vierkant is 4 2 = 8  cm.

b

Omtrek van de regelmatige zeshoek is 6 1,5 = 9  cm.

3

Nee, het verschil is ( 30 20 ) 2 = 20  cm.

Oppervlakte van rechthoeken
4
a

lengte breedte

b

Je moet de wortel nemen van de oppervlakte van het vierkant.

c

De lengte van de snelweg is 20.000  meter, de breedte 18  meter.
De oppervlakte van de snelweg is dus 18 20.000 = 360.000 m2.
De zijde van het vierkant is 360.000 = 600  m.

5
a

1,5 m = 15 dm, dus 15 tegels langs de korte zijde;
3 m = 30 dm, dus 30 tegels langs de lange zijde.

b

Er passen 15 30 = 450  tegels op het plein.

c

Oppervlakte één tegel is 1  dm2, dus oppervlakte plein is 450  dm2.

6
8
7
9

10 : 2 = 5  m is de lengte van de bloemen.
30 : 5 = 6  m is de breedte van de tuin.
Oppervlakte bonen is ( 5 3 ) ( 6 2 ) = 2 4 = 8  m2.

6s
8s
a

Er passen 7 3 = 21  tegels op een rechthoek.

b

Er passen 2 3 4 = 24  blokken in een doos.

7s
9s

Het rode vierkant bestaat uit 3 3 = 9  kleinere vierkantjes.
De hoogte van de rechthoek is 3 8 = 24 , dus de zijde van een blauw vierkantje is 24 : 4 = 6 .
Zijde rode vierkant is 3 6 = 18 .

10
a

De rechthoeken zijn 1 bij 6  lucifers, of 2 bij 5  lucifers, of 3 bij 4  lucifers.

b

Respectievelijk 6 , 10 en 12  eenheden. (Een eenheid is een vierkant dat je met vier lucifers legt.)