21.5  De oppervlakte van allerlei veelhoeken >
De oppervlakte van een driehoek vervolg
1
a

Oppervlakte A B C is 1 2 12 8 = 48 .

b

De zijde A C kun je berekenen, want 1 2 B C 10 = 48 .
Dus 5 A C = 48 , dus A C = 9,6 .

2
a

Noem de bijbehorende hoogte h ,
dan h 2 = 10 2 6 2 = 64 , dus h = 64 = 8 .

b

De oppervlakte van de driehoek is 1 2 12 8 = 48 .

3
4
a

Het snijpunt van de diagonalen noemen we S , dan B S = 2 .
De stelling van Pythagoras in driehoek A B S geeft: A S 2 = A B 2 B S 2 = 20 4 = 16 ,
dus A S = 4 , dus de lange diagonaal is 2 4 = 8 .

b

De oppervlakte van driehoek A B D = 1 2 A S B D = 8 , dus de oppervlakte van de ruit is 16 .

3s
4s

M is het midden van A C .
Met de stelling van Pythagoras vind je: A C = 20 , dus A M = 10 .
Met de stelling van Pythagoras in driehoek A M D vind je: M D = 2 .
Dus de oppervlakte van driehoek A C D is 1 2 20 2 = 20 . Verder is de opppervlakte van driehoek A B C is 1 2 12 16 = 96 , dus de oppervlakte van vierhoek A B C D is 96 + 20 = 116 .

De oppervlakte van een trapezium
5

Verdeel het trapezium in een parallellogram (met basis 25 en hoogte 20 ) en een driehoek met basis 25 en hoogte 20 ).
De oppervlakte is dan 25 20 + 1 2 25 20 = 750  cm2.

6
7
a

Noem de hoogte h , dan 1 2 h ( 8 + 5 ) = 26 , dan 6,5 h = 26 , dus h = 4 .

b

Het punt E ligt op zijde A B zó, dat A D evenwijdig is met B C .
Dan is B E = 8 5 = 3 , dus B C = 3 2 + 4 2 = 5 , dus de omtrek is 8 + 5 + 4 + 5 = 22 .

6s
7s

Driehoek A C D en driehoek B C D hebben dezelfde basis, namelijk C D , ook de hoogte van de driehoeken is hetzelfde. Dus de driehoeken A C D en B C D hebben dezelfde oppervlakte.
Dus dan zijn de oppervlaktes van de driehoeken A S D en B S C ook even groot. (Je haalt van de driehoeken A C D en B C D dezelfde driehoek af, namelijk S C D .)

De oppervlakte van een vlieger
8
a

De vlieger bestaat uit twee rechthoekige driehoeken, elk met oppervlakte 1 2 5 12 = 30  cm2.
De oppervlakte van de vlieger is dus 2 30 = 60  cm2.

b

Lengte lange diagonaal is 5 2 + 12 2 = 13  cm.

c

1 2 13 lengte korte diagonaal = 60
6,5 lengte korte diagonaal = 60
Lengte van de korte diagonaal is 60 6,5 = 9 3 13  cm.

9
a

Voor letters zie plaatje.

x = 52 2 20 2 = 48  cm
y = 29 2 20 2 = 21  cm
Dus het andere latje is 48 + 21 = 69  cm.

b

Oppervlakte rechthoekig stuk papier is 40 69 = 2760  cm2.

c

Oppervlakte van de vlieger is 2760 : 2 = 1380  cm2.

10

Oppervlakte van de vierhoek is 1 2 3 4 = 6  cm2.