1

Op het voorvlak en het rechter zijvlak van een kubus is een diagonaal getekend. Deze diagonalen zijn verdeeld in zes even lange stukken. Tussen de verdeelpunten zijn vijf lijnstukken getekend.

a

Teken in de drie aanzichten de vijf verbindingslijnstukken.

b

Zijn de verbindingslijnstukken in werkelijkheid evenwijdig?

c

In welk van de drie aanzichten zie je de verbindingslijnstukken op ware grootte?

d

Stel dat de ribben van de kubus lengte 6 hebben. Wat is dan de lengte van de vijf verbindingslijnstukken?

2

Teken drie aanzichten (met onderling loodrechte kijkrichtingen) van een koffiefilterhouder.

3

Bij de vier hoeken van een voetbalveld staan lichtmasten. Bij een avondwedstrijd branden de lampen. Een speler heeft vier schaduwen. Als hij op de middenstip staat zijn de schaduwen natuurlijk even lang. In een doelgebied zullen twee schaduwen korter zijn en twee langer.
Op het werkblad staat een bovenaanzicht van het voetbalveld, schaal 1 : 1000 .
De posities van de lichtmasten zijn aangegeven. De masten zijn 25 meter hoog.

a

Bereken hoe lang de schaduwen zijn van een speler van 2 meter als hij op de middenstip staat. Teken daarvoor een geschikt aanzicht. Meet hoever de speler van de lichtmasten staat.
Controleer of de schaduwen in de tekening de goede lengte hebben.

b

Bereken ook de lengten van de schaduwen als de speler van 2 meter op plaats P staat. Meet daarvoor weer hoe ver hij van de lichtmasten af staat.

c

Teken zijn vier schaduwbeelden.

4

Een cilinder ligt op tafel. De cilinder wordt door een lamp beschenen.
De onderlinge posities van cilinder en lamp zijn in het voor- en bovenaanzicht vastgelegd, zie ook het werkblad.

a

Teken het zijaanzicht van de situatie.

b

Teken in een bovenaanzicht de schaduw van de cilinder.

5

Het vakantiehuisje ken je nog wel uit hoofdstuk 17 Pythagoras.
De vier gevels van het vakantiehuisje hebben de vorm van een gelijkbenige driehoek. Het huisje is 7,20 m hoog en heeft een vierkante begane grond van 6 bij 6 m.

a

Teken het boven- en het vooraanzicht op roosterpapier. Neem schaal 1 : 200 .

De vloer van de bovenverdieping ligt op halve hoogte.

b

Kleur in het bovenaanzicht deze vloer.

c

Wat is de oppervlakte van de vloer?

6

A B C D . E F G H is een kubus met ribbe 3 cm. Op de verlengden van drie ribben liggen de punten P , Q en R , op afstand 1 cm van de kubus. De doorsnede van de kubus met vlak P Q R is een zeshoek.

a

Kleur die zeshoek op het werkblad.

b

Teken op roosterpapier een bovenaanzicht van de kubus met de punten P , Q en R .
Kleur daarin de zeshoekige doorsnede.

c

Bereken de lengten van de zijden van deze doorsnede.

d

Hoe groot zijn de hoeken van de doorsnede?

7

Een rechthoekige plaat staat verticaal op de grond. De plaat wordt beschenen door zonlicht. Dit geeft een schaduw van de plaat op de (horizontale) grond.

a

Is het mogelijk dat de schaduw precies hetzelfde van vorm is als de plaat zelf?

b

Dezelfde vraag als de plaat door lamplicht beschenen wordt.

8

Midden op een groot plein staat een vierkante toren. Je ziet hiervan een bovenaanzicht. Je loopt in een kring om de toren.
Neem de tekening over en geef de posities waar je de toren het smalst ziet aan met de letter S . En waar je hem het breedst ziet met de letter B .

9

De stenen van de stapel zijn 4 bij 4 bij 1.

Teken op het werkblad een voor-, zij- en bovenaanzicht van de stapel.

10

A B C D . E F G H is een balk van 3 bij 4 bij 4 cm. P en Q liggen recht boven H en G , 2 cm hoger zoals in opgave 43. S en T liggen recht voor A en B , 3 cm ervoor.

a

Kleur de doorsnede van de balk met vlak P Q T S .

b

Teken het zijaanzicht van de situatie (met kijkrichting C D ). Kleur daarin de doorsnede.

c

Bereken de oppervlakte van de doorsnede in mm2 nauwkeurig.

De punten X en Y liggen recht voor A en B . Vlak P Q Y X snijdt de balk volgens ribbe E F .

d

Bereken hoe ver X en Y vóór de balk liggen.

11

De kubus heeft ribbe 6. P , Q , M en N zijn middens van ribben. In het hoekpunt linksachter- boven brandt een lamp. Op hoogte 2 ligt een glasplaat. Daarop liggen twee staven. Die hebben M N en P Q als schaduw.

a

Teken de staven op het werkblad.

b

Bereken de lengte van de staven.