Evenredige verbanden

Van alles 2 keer zoveel.

Van alles $400 : 250 = 1,6$ keer zoveel.

Allemaal ook 3 keer zoveel doen.

Je hebt $300 : 250 = 1,2$ keer zoveel bakmeel, dus ook 1,2 keer zoveel deeg.
Dus $1,2 \cdot 400 = 480$ gram deeg.

$s = \frac{20}{250} b = 0,08 b$ en $t = \frac{30}{250} b = 0,12 b$

$b = \frac{250}{20} s = 12 \frac{1}{2} s$ en $b = \frac{250}{30} t = 8 \frac{1}{3} t$

Je hebt $45 : 20 = 2 \frac{1}{4}$ keer zoveel suiker, dus heb je ook $2 \frac{1}{4}$ keer zoveel bakmeel.
Dus $2 \frac{1}{4} \cdot 250 = 562 \frac{1}{2}$ gram bakmeel.
Formule $b = 12 \frac{1}{2} s$ is dan handig.

$12 \frac{1}{2} s = 8 \frac{1}{3} t$
$s = \frac{8 \frac{1}{3}}{12 \frac{1}{2}} t = \frac{2}{3} t$

$\frac{18}{20} \cdot 16,30 =$ € 14,67

$T$	18	20	30	40	54
$E$	14,67	16,30	24,45	32,60	44,01

Dan wordt $E$ ook 6 keer zo groot.
Dan wordt $E$ ook 3,1 keer zo groot.

$40,74 : 5 =$ € 8,148 voor 10.000.000 TRL
$25,42 : 3,135 =$ € 8,018 voor 10.000.000 TRL
Dus op 11 mei goedkoper.

Met beginwaarde ongelijk aan nul

$K = 10 x$

Ja, als je bijvoorbeeld twee keer zo vaak gaat, betaal je ook twee keer zoveel.

Zie opgave a.

$Z = 6 x + 50$

Nee, als je bijvoorbeeld twee keer zo vaak gaat, betaal je niet twee keer zoveel.

Minimaal 13 keer.

Zie opgave a.

$y = 0,7 x + 10.000$

$y = 0,8 x + 10.000$

Het getal waarmee $x$ vermenigvuldigd wordt is bij diesel groter.

$y = 0,95 x + 10.000$

Die van de stookolie, want $0,95 > 0,8$ .

$y = 0,7 x + 13.000$

Omdat in beide formules $x$ met hetzelfde getal vermenigvuldigd wordt.

Omdat de tankwagen leeg meer weegt, want $13.000 > 10.000$ .

De grafiek begint lager, maar loopt wel evenwijdig.

$y = 60 x + 800$ (twee-aderig), $y = 80 x + 800$ (drie-aderig) en $y = 30 x + 800$ (tweeling).

Die, waarbij het getal waarmee $x$ vermenigvuldigd wordt, het grootst is.

$60 x + 800 = 3110$
$60 x = 2310$
$x = 38 \frac{1}{2}$ m, dat is $3850$ cm.