3.2  Wat is statistiek? >
1
a

Bevragen van de gemeenten in Nederland.

b

80.810 16.574.989 1000 4,9

c

De groei van de Nederlandse bevolking neemt af (afnemende groei).

d

bevolkingsdichtheid = totale bevolking totale oppervlakte Nederland
Nederland wordt “voller”.

e

1950: 10.026.773 ? = 309 , dus 10.026.773 309 32.449  km2
2000: 15.863.950 ? = 468 , dus 15.863.950 468 33.897  km2
Dus de oppervlakte is met (ongeveer) 33.897 32.449 = 1448  km2 toegenomen. Dit komt door inpoldering (de Flevopolder).

2
a

98 % (of 97,6 % )

b

Met getallen en de dikte van de lijn.

c

Temperatuur, datum, afgelegde afstand.

d

37,5 ° C ; op 6 oktober 1812

e

De horizontale schaalverdeling klopt niet.

3
a

Niet sterk, want het is gebaseerd op slechts één zomer.

b

Vriendinnen volgen is een vorm van groepsgedrag. Waar heeft Anneke het bericht gelezen? In een kwaliteitskrant of op internet? Hoe volledig is de informatie? Zijn de situaties in de VS en Nederland in alle opzichten vergelijkbaar?

c

Niet sterk, want het is gebaseerd op slechts twee autoritten.

4
a

Geslacht, kleur van de ogen en muziekvoorkeur.

b

Lichaamslengte, lichaamsgewicht, omvang van het gezin, afstand tot de school en zakgeld per maand.

c

Lichaamslengte, lichaamsgewicht, omvang van het gezin, afstand tot de school en zakgeld per maand.

5
a

Overzichtelijker en geordend.

b

28  leerlingen

c

113  personen

d

113 : 28 4,0  gemiddeld

e
f

Zie tabel antwoord opgave e.

g

In H4B is de gemiddelde gezinsomvang kleiner.

6
a

De havo en vwo leerlingen die in de jaren 2006 t/m 2008 examen deden.

b

aantal examenkandidaten: kwantitatief
aantal geslaagden: kwantitatief
percentage geslaagden: kwantitatief
onderwijssoort: kwalitatief

c

41.371 van de 46.313 is 41.371 46.313 100% = 89,3 % dus klopt

d

N-profiel: 13.634 46.313 100% = 29,4 % ; M-profiel: 32.679

e

Ja, maar niet zo eenvoudig: voor 2007/2008 bijvoorbeeld 90 13.634 + 89 32.679 13.634 + 32.679 89,2 .

f

Achtereenvolgens 12.008 42.983 100% = 27,9 % - 28,4 % - 29,4 % ; dus ja.

7
a

19  leerlingen

b

In het algemeen geldt: hoe beter het SE-cijfer, des te beter is het CE-cijfer.

c

Het SE is beter gemaakt aangezien er meer punten onder dan boven de rode lijn liggen (zie figuur).

d

16  leerlingen, namelijk de punten die niet tussen de twee groene lijnen liggen.

8
a

Er waren op 1 januari 2005 (ongeveer) 1370 eeuwelingen (in figuur 1 aflezen en optellen: 40 + 50 + 110 + 195 + 375 + 600 = 1370 ). Uit figuur 2 kan worden afgelezen dat er (ongeveer) 16  mannelijke per 100  vrouwelijke eeuwelingen waren.
In 2005 was het aantal vrouwelijke eeuwelingen dus 100 116 1370 1180 .

b

In 2005 waren er ongeveer 1370 1180 = 190  mannelijke eeuwelingen
In 1985 waren er ongeveer 580  eeuwelingen.
Er waren 38  mannelijke eeuwelingen per 100  vrouwelijke. In 1985 waren er dus 38 138 580 160  mannelijke eeuwelingen.
Het aantal mannelijke eeuwelingen is toegenomen (van 160 naar 190) in de periode 1985-2005.

9
a

Het gemiddelde inkomen per persoon (in $) en de levensverwachting (in jaren).

b

Als het inkomen toeneemt, neemt de levensverwachting over het algemeen ook toe

c

In 2013 was Lesotho het land met de laagste levensverwachting, te weten 48  jaar. Het armste land was de Centraal-Afrikaanse Republiek.

d

China en India; inwoneraantal van het land.

e

Het inkomen per hoofd van de bevolking en de levensverwachting nemen beide in de loop van de jaren toe (en vooral: vanaf 1950 neemt voor de hele wereld de levensverwachting toe). Dat de levensverwachting is gestegen, is grotendeels het resultaat van verbeterde hygiëne (riolering en schoon drinkwater), beschikbaarheid van goed voedsel, levensomstandigheden (verwarming), vrede en geneeskunde (met name de uitvinding van de antibiotica).

f

Tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) en Tweede Wereldoorlog (1940-1945) neemt de levensverwachting sterk af.

g

Haïti is een van de armste landen op aarde. Door decennia van geweld, onrust en natuurrampen kent het land nauwelijks enige economische ontwikkeling. De kloof tussen arm en rijk is enorm. Daarentegen is de Dominicaanse Republiek gewild bij toeristen om het zomerse klimaat en de prachtige stranden.

10
a

In elke provincie is het gemiddeld vermogen per huishouden afgenomen.

b

Het aantal huishoudens met een hoog vermogen is afgenomen terwijl het aantal huishoudens met een laag vermogen of zelfs een schuld is toegenomen.

c

In 2008 was het gemiddeld vermogen per huishouden in Utrecht hoger dan in Noord-Brabant. In 2012 is het gemiddeld vermogen ongeveer gelijk. Dus in Utrecht is het gemiddeld vermogen procentueel sterker gedaald.

d

Het totale vermogen in 2008 is 497.564 165.000 82.098.060.000  euro.
Het totale vermogen in 2012 is 512.426 140.000 71.739.640.000  euro.
Het totale vermogen van de Limburgse huishoudens is in de periode 2008-2012 met 10  miljard euro afgenomen.

11
a

Vanaf 2009 (het begin van de economische crisis) zie je een flinke dip in zowel het aantal verkochte woningen als de gemiddelde verkoopprijs.

b

Figuren 1 en 3 schetsen het meest rooskleurige beeld. In beide figuren worden de jaren voor de economische crisis niet in beeld gebracht. In figuur 1 ontbreekt het nulpunt waardoor de groei in 2014 groter lijkt. In figuur 3 wordt alleen het aantal verkochte woningen in beeld gebracht (dit is het laatste jaar het sterkst gestegen). Verder wordt de klant in deze figuur door het gebruik van pictogrammen misleid omdat er sprake is van een vergroting in twee richtingen en de figuur dus een vertekend beeld geeft. Deze figuur past goed bij de context van een makelaar.

c

Figuur 2. Deze figuur laat zien hoe de huizenmarkt zich over langere periode heeft bewogen; de figuur past goed bij het beschrijven van een trend in de loop van de tijd. Verder wordt zowel de gemiddelde verkoopprijs als het aantal verkochte woningen in beeld gebracht. De figuur laat een voorzichtige opleving van de huizenmarkt zien.

12
a

6 53 360 ° 41 °

b

De percentages zijn samen geen 100 % omdat de diagrammen alleen de grootste 10 weergeven. De cirkeldiagrammen kunnen worden verbeterd door een categorie ‘overig’ toe te voegen.

13

Beiden spreken de waarheid. Absoluut gezien zijn de defensie-uitgaven gestegen, maar relatief - in relatie tot het bruto binnenlands product (bbp) - zijn de uitgaven aan defensie gedaald.

14

Gezinnen waarvan meerdere kinderen op Dolfs school zitten, worden dubbel geteld.