3.3  Histogram en polygoon >
Histogram
1
a
b

Zie histogram hierboven.

c
d
e

Als je de klassenbreedte groter maakt, worden de verschillen tussen de klassen kleiner (de klassen gaan steeds meer op het gemiddelde lijken).

2
a
b

Bloeddruk van users is gemiddeld iets hoger.
Ja.

c

0,12 1024 123  vrouwen

d

De verhouding tussen de percentages en de absolute aantallen blijven gelijk.

Frequentiepolygoon
3
a
b

Ongeveer 235  duizend.

c

6350 10.380 100 % = 61,2 %

d

Leeftijdsklasse 25-29. Hier liggen de lijnen het dichtst bij elkaar.

4
a

Trek horizontale lijntjes door de stippen, 2 1 2  mm bloeddruk naar links en 2 1 2  mm bloeddruk naar rechts.

b

12 %

Steelbladdiagram
5

 

6
a

Achter het steelgetal 11 staan twee 1 ’en. Dus 2 .

b

Het aantal “bladeren” tellen achter steelgetal 12 .

c

Achter het steelgetal 12 de bladeren 577 en achter het steelgetal 13 de bladeren 02 . Het zijn er dus 5 .

d

Je ziet de echte waarden.

7

10

8
a

40  leerlingen

b

Klas A: 16 20 100 % = 80 % . Klas B: 18 20 100 % = 90 % .

c

Ja, de klas waar de meeste cijfers onderin staan. Dus klas B.