Relatieve frequentie
1
a

100

b

Nee, niet noodzakelijk.

2
a

173 883 100 = 19,6

b

100

c

0,95 883 839 , dat komt overeen met een score van 85 .

d

53 ; 62 ; 71

3

Ja, de grotere aantallen schuiven steeds verder naar beneden.

Cumulatieve frequentie
4
a
b

Volwassenen: 159 ; 168 ; 178
Ouderen: 154 ; 163 ; 172

c

Aan de plaats van de “stijging”.

5

Een rechte lijn.

6
a
b

Van elke waarde de voorgaande waarde aftrekken.

c

35 à 36 ; 27

d
e

27 ; 36