1

$10$ , $10$ , $10$ , $10$ , $10$ , $2$

2

Het is makkelijk en snel te berekenen.

3

eerste kwartiel: $Q_{1} = (3 + 4) : 2 = 3,5$
derde kwartiel: $Q_{3} = (9 + 10) : 2 = 9,5$
kwartielafstand: $Q_{3} - Q_{1} = 9,5 - 3,5 = 6$

4

$1$ , $3$ , $8$ , $15$ , $16$ , $88$ , $90$ , $91$ , $93$ , $97$ , $98$ , $320$
spreidingsbreedte: $320 - 1 = 319$
eerste kwartiel: $Q_{1} = (8 + 15) : 2 = 11,5$
derde kwartiel: $Q_{3} = (93 + 97) : 2 = 95$
kwartielafstand: $Q_{3} - Q_{1} = 95 - 11,5 = 83,5$

5

Gemiddelde is $\frac{61}{10} = 6,1$ .
Gemiddelde afwijking is $\frac{21}{10} = 2,1$ .

6

Gemiddelde is $\frac{3680}{20} = 184$ .
Gemiddelde afwijking is $\frac{104}{20} = 5,2$ .

7

Bijvoorbeeld: $2$ , $3$ , $6$ , $6$ , $6$ , $9$ , $10$

8

De standaardafwijking van serie $A$ is $\sqrt{\frac{110}{11}} = 3,16$ .
De standaardafwijking van serie $B$ is $\sqrt{\frac{76}{11}} = 2,63$ .

9

a

Gemiddelde: $184$
Afwijkingen: $11,11,6,6,6,6,1,1,1,1,1,1,4,4,4,4,9,9,9,9$
Variantie: $\frac{780}{20} = 39$
Standaardafwijking: $\sqrt{39} = 6,2$

b

De eenheid van de variantie is in dit geval vierkante centimeter, dus een oppervlaktemaat. Door de wortel van de variantie te nemen, wordt de eenheid weer een lengtemaat; cm in dit geval.

10

a

Gemiddelde serie $P$ : $\frac{20}{4} = 5$
Variantie serie $P$ : $\frac{20}{4} = 5$
Standaarddeviatie serie $P$ : $\sqrt{5} = 2,24$

Gemiddelde serie $Q$ : $105$
Variantie serie $Q$ : $5$
Standaarddeviatie serie $Q$ : $\sqrt{5} = 2,24$

Gemiddelde serie $R$ : $50$
Variantie serie $R$ : $500$
Standaarddeviatie serie $R$ : $\sqrt{500} = 22,4$

Gemiddelde serie $S$ : $5$
Variantie serie $S$ : $5$
Standaarddeviatie serie $S$ : $\sqrt{5} = 2,24$

b

Het gemiddelde wordt $100$ groter, de standaarddeviatie verandert niet.
Het gemiddelde en de standaarddeviatie worden $10$ keer zo groot.
Het gemiddelde en de standaarddeviatie veranderen niet.

c

Serie $V$ , $X$ en $Y$ : zij ontstaan alle uit de serie $1$ , $3$ door elk getal daarvan met hetzelfde te vermeerderen en/of de serie meerdere malen te tellen.

11

$Standaarddeviatie = 0$ , bijvoorbeeld: $5, 5, 5, 5, 5, 5, 5$
$Standaarddeviatie = 4,45$ , bijvoorbeeld: $1, 1, 1, 10, 10, 10, 10$

12

Schutter $A$ schiet hoog en constant; schutter $C$ schiet gemiddeld minder hoog, maar is iemand die ook hele goeie momenten kan hebben (en natuurlijk even slechte).