2.1  De stelling van Pythagoras >
1

Het overgangspunt (van recht naar gebogen) op de driepuntslijn noemen we R en het punt op een recht stuk op afstand 1,6  m van de achterlijn S . Dan is driehoek R S M rechthoekig met R S = 3 1,6 = 1,4 en R M = 6,75 .
Dus: S M = 6,75 2 1,4 2 6,6032 . De gevraagde afstand is dan: 13,21  m.

2
a
b

De twee gelegde vierkanten hierboven hebben dezelfde oppervlakte; als je van beide vier dezelfde rechthoekige driehoeken afhaalt, houd je bij de linker figuur de twee kleine vierkanten over en bij de rechter figuur het grote vierkant.

3

Oppervlakte van de vier driehoeken is: 4 1 2 a b = 2 a b .
Oppervlakte kleine vierkant = c 2 .
Dus: c 2 + 2 a b = ( a + b ) 2 . Haakjes wegwerken geeft het gewenste resultaat.

4
a

4 2 + 7 2 > 8 2 , dus de hoek tegenover de zijde van 8 is niet recht.

b

16 2 + 30 2 = 34 2 , dus de driehoek is rechthoekig.

De stelling van Pythagoras om de afstand van twee punten in een assenstelsel te berekenen
5
a

A B = 5 2 + 3 2 = 34

b

C D = 15 2 + 9 2 = 306 = 3 34

6
a

A B = 1 2 + 7 2 = 50 = 5 2 ; A C = 2 2 + 6 2 = 40 = 2 10 ; B C = 3 2 + 1 2 = 10

b

10 2 + ( 2 10 ) 2 = ( 5 2 ) 2

c

Als je B C een kwartslag om C draait, krijg je de richting van A C .