6.6  Vergelijkingen >
1
a

2 rondjes per minuut; ashoogte = 2 meter

b

H = 6 + 5 sin ( 2 π 30 t ) = 6 + 5 sin ( π 15 t )

c

6 + 5 sin ( π 15 t ) = 10 sin ( π 15 t ) = 0,8 sin 1 π 15 t 0,927... t 4,43

d

15 4,43 = 10,57 ; 4,43 + 30 = 34,43 ; 10,57 + 30 = 40,57 ;
34,43 + 30 = 64,43 ; 40,57 + 30 = 70,57

2
a

De grootste waarde is 2 + 4 = 6 en de kleinste waarde is 2 4 = 2 , dus 2 y 6 ;
periode = 2 π 3 = 2 3 π

b

2 + 4 sin ( 3 x ) = 3 4 sin ( 3 x ) = 3 2 = 1 sin ( 3 x ) = 1 4

c

3 x 0,25268... 0,253

d

3 x = π 0,25268... 2,8889...

e

x 0,25268... 3 0,08422675... 0,084 en x 2,8889... 3 0,96297... 0,963

f

0,0842... + 2 3 π 2,179 ; (gebruik de onafgeronde waarde van 0,084 !)
0,0842... + 2 2 3 π 4,273 ;
0,96297... + 2 3 π 3,057 ; (gebruik de onafgeronde waarde van 0,963 !)
0,96297... + 2 2 3 π 5,152

3
a
b

x = π en x = 5 π

c

x = 0,301 ; x = 5,982 ; x = 12,868 ; x = 18,548

4
a
b

x 1,233 ; x 3,479 ; x 4,375

c

Per interval van 2 π zijn er 4 snijpunten,
dus 50 4 = 200 snijpunten.

d

0,33756577 + 100 π 314,497

5

Ja: je moet er dan 1 bij optellen, dus
x 1,338 ; x 2,233 ; x 4,479 ; x 5,375

6
a
b

2 + 4 cos ( 3 x ) = 5 4 cos ( 3 x ) = 3
cos ( 3 x ) = 3 4

c

x = 0,7227... 3 0,2409 of x = 5,560... 3 1,8535

d

periode = 2 π 3 , dus veelvouden van 2 π 3 bij de oplossingen x 0,2409... en x 1,8535... optellen en/of aftrekken: 1,8535 ; 2,3353 ; 4,4297 ; 0,2409 ; 3,9479

e

-

7
a

x 0,4478 ; x 3,5894 ; x 2,6938 ; x 5,8354

b

De waarden van x zijn 1 minder (en zonodig een veelvoud van de periode π erbij): x 2,5894 ; x 1,6938 ; x 4,8354 x 5,7310 ;

8
a

Tel er 2 π bij op:
x 8,6775 ; x 11,3137

b

Tel 30 π bij de oorspronkelijke waarden op:
x 96,6421 ; x 99,2783

c

Door bij de oplossingen 2,39427... en 5,0305... veelvouden van 2 π op te tellen (of af te trekken).
ofwel: x = 2,39427... + k 2 π of x = 5,0305... + k 2 π ( k geheel)

9
a

periode = 2 π 2 = π

b

0,5759... π 2,5656 en 2,9948... π 0,1468

c

Door bij de oplossingen 0,5759... en 2,9948... veelvouden van π op te tellen (of af te trekken).
ofwel: x = 0,5759... + k π of x = 2,9948... + k π ( k geheel)

10
a

x = 0,1937... en x = 1,8062...

b

Door bij de oplossingen 0,1937... en 1,8062... veelvouden van de periode 2 3 π op te tellen (of af te trekken).
ofwel: x = 0,1937... + k 2 3 π of x = 1,8062... + k 2 3 π ( k geheel)

11
a

De periode is 2 π c . Als je bij x 1 en x 2 een veelvoud van de periode optelt (of aftrekt) vind je alle oplossingen.

b

x 1 en x 2 mogen niet een geheel veelvoud van de periode 2 π c verschillen. ( x 1 moet in de ene oneindige serie zitten en x 2 in de andere.)

12
a

x = 3,077... + k π of x = 1,918... + k π

b

x = 0,849... + k π of x = 1,132... + k π

c

Geen oplossing.

d

x = 2,5707... + k 2 3 π

e

x = 2,0471... + k 2 3 π

f

Geen oplossing.

13
a

Per periode 2  stuks, dus 20 2 = 40  stuks.

b

x = 1 + k 5 of x = 2 + k 5

c

4  reeksen: x = k 5 of x = 0,5 + k 5
of x = 2,5 + k 5 of x = 4 + k 5

d

één reeks: c = 1 of c = 3,5
twee reeksen: 1 < c < 1,8 of 2,6 < c < 3,5
drie reeksen: c = 1,8 of c = 2,6
vier reeksen: 1,8 < c < 2,6
geen oplossingen: c < 1 of c > 3,5

14
a

geen oplossing: c < 2 of c > 2

b

één reeks: c = 2 of c = 2 met periode 4 π 3 = 1 1 3 π ,
c = 0 met periode 2 π 3 = 2 3 π

c

twee reeksen: 2 < c < 0 of 0 < c < 2 , met periode 4 π 3 = 1 1 3 π