6.10  Extra opgaven
1
a

grote wijzer (minutenwijzer) periode 1  uur;
kleine wijzer (urenwijzer) periode 12  uur.

b

Urenwijzer: lijnstuk van ( 0,0 ) naar ( 12,12 ) , dan van ( 12,0 ) naar ( 24,12 ) , etc.
Minutenwijzer: lijnstuk van ( 0,0 ) naar ( 1,12 ) , dan van ( 1,0 ) naar ( 1,12 ) , etc.

c

Tellen in de grafiek: 22  keer.

d

Formule urenwijzer van 12 tot 24  uur: s = t 12
Formule minutenwijzer van 14 tot 15  uur: s = 12 ( t 14 ) = 12 t 168
Snijpunt berekenen: 12 t 168 = t 12 t = 14 2 11 ; dat is om 14:10:54,55 uur.

e

De uurwijzer draait 360 ° in 12  uur, dus 30 ° per uur;
De uurwijzer heeft om 10:10 uur een hoek gemaakt van 10 30 ° + 10 60 30 ° = 305 ° ;
De minutenwijzer heeft dan een hoek van 10 60 360 ° = 60 ° gedraaid;
De hoek tussen de wijzers is 360 ° 305 ° + 60 ° = 115 ° ;
De hoek in radialen is 115 π 180 2,01  rad.

2

Eerste grafiek:
evenwichtswaarde = 1 2 ( 4 + 1 ) = 2 1 2 dus a = 2 1 2 ;
amplitude = 4 2 1 2 = 1 1 2 dus b = 1 1 2 ;
periode = 2 3 π dus c = 2 π 2 3 π = 3 ;
bij x = 0 stijgend door de evenwichtstand, dus d = 0 ;
formule: y = 2 1 2 + 1 1 2 sin ( 3 x )
Tweede grafiek:
evenwichtswaarde = 1 2 ( 1 + 5 ) = 2 dus a = 2 ;
amplitude = 5 2 = 3 dus b = 3 ;
tussen x = 1 en x = 6 zit 1 1 2 periode, dus periode = 5 1,5 = 10 3 , dus c = 2 π 10 3 = 3 5 π ;
bij x = 1 stijgend door de evenwichtstand, dus d = 1 ;
formule: y = 2 + 3 sin ( ( 3 5 π ( x 1 ) )

3
a

Omdat de punten in de richting van de pijl bewegen en t = 0 geeft x A = x B = 0 en de sinus eerst positief is, starten A en B in de hoogste punten van de cirkels;
x A = 1 (periodeA = 1 , dus 3 4  deel rond);
x B = 2 (periodeB = 2 , dus 3 8  deel rond)

b

Zie figuur.

c

x B = 2 x A geeft 2 sin ( π t ) = 2 sin ( 2 π t ) ;
Met de GR intersect: t 0,333 of t 1,667 .
(Exact: π t = 2 π t of π t = π 2 π t t = 0 of t = 1 3 ;
vanwege de symmetrie in de grafiek van vraag b vind je t = 1 3 en t = 1 2 3 )

d

x C = sin ( 2 π ( t + 0,1 ) )

4
a

De omtrek is 60 π  cm, ofwel 0,6 π  m;
De snelheid is 18  km/uur, ofwel 5  m/s, dus per seconde draait het wiel 5 0,6 π = 25 3 π  keer rond, dus de periode is 1 25 3 π = 3 π 25 = 3 25 π = 0,12 π sec.
Afgerond: 0,38  sec.

b
c

De grafiek gaat stijgend door de evenwichtsstand bij x = 3 4 0,12 π = 0,09 π ;
H ( t ) = 30 + 30 sin ( 2 π 0,12 π ( t 0,09 π ) ) = 30 + 30 sin ( 16 2 3 ( t 0,09 π ) ) .
Of: H ( t ) = 30 + 30 cos ( 2 π 0,12 π t ) = 30 + 30 cos ( 16 2 3 t ) .

5
a

sin ( 2 t ) = 1 4 2 t = 0,2526... of 2 t = π 0,2526... = 2,888...
t = 0,126... of t = 1,444... ;
periode = π , dus: t 0,126 of t 3,268 of t 1,444 of t 4,586

b

2 4 cos ( t ) = 5 cos ( t ) = 3 4
t = 2,418... of t = 2 π 2,418... = 3,864...
t = 2,418... of t = 2 π 2,418... = 3,864... ;
periode = 2 π : t 3,864 of t 2,419

c

10 sin ( 1 2 t 1 ) = 1 sin ( 1 2 t 1 ) = 0,1
1 2 t 1 = 0,1001... of 1 2 t 1 = π 0,1001... = 3,2417...
t = 1,7996... of t = 8,4835...
periode = 4 π , dus t = 1,7996... + 4 π 14,366 of t 8,484

d

2 cos ( π t 5 ) = 2 cos ( π t 5 ) = 2 2 = 2 geen oplossing

6
a

evenwichtswaarde = 1 ; amplitude = 2 ;
periode = 6 ; stijgend door evenwichtsstand bij x = 5 ;
formule: y = 1 + 2 sin ( 2 π 6 ( x 5 ) ) = 1 + 2 sin ( 1 3 π ( x 5 ) )

b
c

De nieuwe evenwichtswaarde is y = 2 en amplitude = 4 ;
Formule:
y = 2 + 4 sin ( 2 π 6 ( x 5 ) )
= 2 + 4 sin ( 1 3 π ( x 5 ) ) .

d

De nieuwe evenwichtswaarde is y = 0 en amplitude = 4 ;
Formule:
y = 4 sin ( 1 3 π ( x 5 ) ) .