mei
maart en november

$\frac{\mathrm{79,18}-\mathrm{76,23}}{4}$

Dat is de rechte lijn door de punten bij 1 februari en 1 juni 2011.

De lijn door de corresponderende punten loopt steiler dan die het vorige onderdeel.

$18$ euro per stuk

Tot ongeveer $500$ stuks. Daar loopt de grafiek steeds minder steil.

Alle drie hebben gemiddelde snelheid $18:3=6$ km/u.

$12:1\frac{1}{2}=8$ km/u

$6:1\frac{1}{2}=4$  km/u.

Meisje 2. De grafiek loopt steeds steiler.

$t=\frac{1}{2}$ en $t=2$ ongeveer.
Met behulp van de raaklijn aan grafiek 1. Die moet evenwijdig zijn aan een van de stukken van grafiek 3.

$\mathrm{12,5}$ m/s ; $45$ km/u

Hij rijdt dan met een snelheid van $\mathrm{12,8}$ m/s en doet dan $\frac{400}{\mathrm{12,8}}=\mathrm{31,25}$ seconden over een rondje, dus hij doet $\mathrm{0,75}$ seconden korter over een rondje.

Zijn snelheid was $10$ m/s, die wordt $\mathrm{10,3}$ m/s dus tijd over een rondje wordt $\mathrm{38,83}$ sec, dus $\mathrm{1,17}$ seconden korter.

De grafiek gaat steeds minder steil naar beneden.

$\mathrm{0,5}$

$\mathrm{0,6}$

$1$; $\mathrm{0,5}$

Ongeveer $\mathrm{0,7}$ of $\mathrm{0,8}$.

Als $4\le t\le 6$ (of iets ruimer). Daar is de grafiek nagenoeg recht.

$185:6=\mathrm{30,8}$ cm/week

Als $t=6$. Daar loopt de raaklijn het steilst.

Steeds sneller. De grafiek gaat steeds steiler lopen.

$8:2=4$ m/s

De gemiddelde snelheid op $[\mathrm{1,3}]$ is gelijk aan de richtingscoëfficiënt van $AB$.

Laat de grafiek in $(\mathrm{1,1})$ in dezelfde richting doorlopen; $9$ m, zie figuur.

Teken een rechte lijn door $(\mathrm{0,0})$ en $(\mathrm{1,5})$, zie figuur.

$t=2\frac{1}{2}$. Zoek de raaklijn die evenwijdig is aan de tweede grafiek, zie figuur.

figuur bij opgave 7d

figuur bij opgave 7e,f

$\frac{\mathrm{3,00}-\mathrm{2,20}}{\mathrm{3,00}-\mathrm{2,00}}=\mathrm{0,8}$

$\mathrm{0,8}$ ; $\mathrm{1,1}$

Ongeveer $\mathrm{1,1}$.

Lijn 3.

$\mathrm{0,6}$

$\frac{\mathrm{3,0}-\mathrm{2,7}}{\mathrm{4,0}-\mathrm{3,2}}=\mathrm{0,375}$

Als $a=2$.