2.4  De stelling van Thales >
De stelling van Thales en zijn omgekeerde meetkundig
1
a

-

b

Het middelpunt lijkt C te zijn en de straal 1 .

c

De diagonalen van de rechthoek hebben lengte 2 . M is het snijpunt van de diagonalen. C M is steeds de helft van een diagonaal en heeft dus constant lengte 1 .

2
a

A M C en B M C zijn gelijkbenig, want A M = B M = C M .

b

180 °

c

Twee bolletjes plus twee vierkantjes zijn samen 180 ° , dus één bolletje en één vierkantje is de helft daarvan, dus 90 ° .

De stelling van Thales en zijn omgekeerde algebraïsch
3
a

De stelling van Pythagoras in driehoek A B C geeft: a 2 + b 2 = ( 2 d ) 2 .
Samen met Apollonius hebben we: ( 2 d ) 2 = 2 d 2 + 2 m 2 .
Hieruit volgt dat d 2 = m 2 , dus dat d = m .

b

m = d invullen in Apollonius geeft: a 2 + b 2 = 4 d 2 , dus a 2 + b 2 = ( 2 d ) 2 , dus A C 2 + B C 2 = A B 2 .
Volgens het omgekeerde van de stelling van Pythagoras is hoek C recht.

Toepassingen
4

De schuine zijde is 2 2 + 6 2 = 2 10 , de straal is dus 10 .

5

A B 2 = A C 2 + B C 2 , dus A C = ( 6 1 2 ) 2 ( 2 1 2 ) 2 = 6 .

6
a

De driehoeken A B C en A S B zijn gelijkvormig, want beide hebben een rechte hoek en beide hebben hoek A .
De driehoeken A B C en B S C zijn gelijkvormig omdat ze beide een rechte hoek en hoek B hebben.
Dus: B S A S = C S B S .

b

Noem A S = x , dan C S = 20 x , dus uit onderhet vorige onderdeel volgt: x ( 20 x ) = 36 (want B S = D S = 6 ).
Dus x = 2 of x = 18 .
Twee zijden zijn 2 2 + 6 2 = 2 10 en twee zijden zijn 18 2 + 6 2 = 6 10 .

7

D en E liggen beide op de cirkel met middellijn A B .

8

We nemen de cirkel met middellijn A B . Vanuit een punt van die cirkel zie je A B onder een rechte hoek. Vanuit een punt binnen de cirkel zie je A B onder een stompe hoek en vanuit een punt buiten de cirkel zie je A B onder een scherpe hoek.
Je moet dus punten buiten de cirkel hebben. Om hoek A en hoek B ook scherp te hebben moet je tussen de lijnen door A en B loodrecht op A B blijven. Je krijgt dus het gekleurde gebied.

9

A H G = 90 ° en B H G = 90 ° , volgens Thales. Dus hoek A H B is gestrekt.

10

Omdat de hoeken D E C en D M C beide recht zijn, liggen M en E op de cirkel met middellijn C D .