3.3  Rekenkundige en meetkundige rijen >
1
a

4

b

Direct: a n = 7 + 4 n , n = 0, 1,2, ... .
Recursief: { a 0 = 7 a n = 4 + a n 1 n = 1, 2,3, ...

c

Ja, het verschil is 8 .

d

Het bouwsel met nummer 10 heeft onderaan 23 blokjes en hoogte 13 . Het bouwwerk dat je krijgt door de bouwsels tot en met nummer 10 in elkaar te passen heeft dus 13 23 2 = 297 blokjes.

e

Als je de bouwsels in elkaar past heb je een bouwsel van 3 + 2 n blokjes breed en 3 + n blokjes hoog, met een 'gat' van twee blokjes, dus het totaal aantal is:
( 3 + 2 n ) ( 3 + n ) 2 = 2 n 2 + 9 n + 7

f

Nee, want de verschillen zijn niet constant maar nemen toe.

2
a

{ a 1 = 2 a n = 2 a n 1 n = 2,3, ...

b

a n = 2 n n = 1,2,3,...

c

b n = 4 n (Het aantal uiteinden wordt in elke stap 4 keer zo groot.)

3
a

s 8 = s 7 + b 8 = 21845 + 4 8 = 87381

b

{ s 0 = 1 s n + 1 = s n + b n + 1 n = 0, 1, 2,

c

4
a

{ s 0 = 7 s n + 1 = s n + 4 n + 11 .

b

-

De somrij van een rekenkundige rij
5
a

10

b

s = 1 2 10 ( 100 + 190 ) = 1450

c

s = 1 2 30 ( 100 + 29 10 ) = 5850

6
a

b n = 1 2 ( n + 1 ) ( 7 + 4 n + 7 ) = 2 n 2 + 9 n + 7

b

Het aantal termen in de rij is 1 + 492 300 3 = 65 . Dus de som is: 1 2 65 ( 300 + 492 ) = 25740 .

c

Het aantal termen in de rij is 1 + 70 + 63 7 = 20 , dus de som is: 1 2 20 ( 70 + 63 ) = 70

De somrij van een meetkundige rij
7
a

De witte stukken zijn van links naar rechts: 1 2 , 1 4 , 1 8 en 1 16 . Deze opgeteld is de hele balk zonder het grijze stuk, dus 1 1 16 .

b

1 2 + 1 4 + 1 8 + 1 16 + 1 32 + 1 64 + 1 128 + 1 256 = 1 1 256

c

Het quotiënt van twee opvolgende termen is 1 2 (de reden).

8
a

De termen zijn afwisselend 1 en 1 , te beginnen met 1 .

b

De volgende term uit de rij krijg je door met 1 te vermenigvuldigen. De reden is 1 .

c

s ( 100 ) = 1 want de rij u ( n ) heeft tot en met n = 100 een oneven aantal termen: 50 keer 1 en 51 keer 1 .
s ( 101 ) = 0 .

9

Opgave 28b: a = r = 1 2 ; 1 2 ( 1 2 ) n = 1 256 n = 7 , dus 1 2 + 1 4 + 1 8 + 1 16 + 1 32 + 1 64 + 1 128 + 1 256 = 1 2 1 ( 1 2 ) 8 1 1 2 = 1 1 256 .
Opgave 29c: s ( 100 ) = 1 1 ( 1 ) 101 1 + 1 = 1 en s ( 101 ) = 1 1 ( 1 ) 102 1 + 1 = 0 .

10
a

1 + r s ( n ) = s ( n + 1 ) , dus 1 + r s ( n ) = s ( n ) + r n + 1 .

b

Uit de gelijkheid volgt: ( 1 r ) s ( n ) = 1 r n + 1 , delen door 1 r geeft het resultaat.

c

Als r = 1 , dan heeft a 1 r n + 1 1 r noemer 0 .
In dit geval is de som a + a + a = ( n + 1 ) a .

11

1,111111111
Met de formule: a = 1 , r = 0,1 en n = 9 . Dus de som is 1 0,1 10 1 0,1 = 0,9999999999 0,9 = 1,111111111 .

12
a

De som is 1 3 2187 1 3 = 3280 .

b

3280 10

c

1 2 3280 = 1640

13
a

s ( n ) = 5 1 ( 1 3 ) n + 1 1 1 3 = 7 1 2 ( 1 1 3 ( 1 3 ) n ) = 7 1 2 2 1 2 ( 1 3 ) n

b

7 1 2
c

Dat is als ( 1 3 ) n < 2 5 10 6 n > 7 log ( 4 ) log ( 3 ) = 13,4 , dus als n minstens 14 is.

d

-

Het Σ-teken
14
a

-

b

u ( n ) = 0,01 2 n 1 euro; v ( n ) = 3 + n euro

c

In week 12 .

d

Vanaf week 25 .

e

Volgens voorstel 1: 2,25 10 13 euro ( dus 22,5 biljoen euro), volgens voorstel 2: 55 euro.

15
a

i = 1 5 v ( i ) = 4 + 5 + 6 + 7 + 8 = 30

b

7 + 10 + 13 + 16 = 46

c

i = 1 3 t i = t 1 + t 2 + t 3 = 10 + 13 + 16 = 39 .

16
a

17 , 17

b

34 , 12

17

-

18
a

Het totaal aantal doelpunten van VVV.
Het totaal aantal doelpunten dat VVV tegen kreeg.
Het totaal aantal doelpunten in de wedstrijden die VVV speelde.
Het doelsaldo van VVV in het toernooi.
Het bedrag dat de sponsor in totaal geeft.

b

Ja, ja, ja.

c

Het eerste is 8 8 = 64 en het tweede 8 .