In paragraaf 4 is de iteratiefunctie geïntroduceerd. We hebben gezien, afhankelijk van de beginsituatie en de functie, dat een rij een limiet kan hebben of chaotisch gedrag vertoont. Met behulp webgrafieken proberen we greep op de situatie te krijgen.
Medicijnspiegel
We bekijken de opgave over de medicijnspiegel van paragraaf 1.
Elke dag verdwijnt 25% van het medicijn uit het lichaam door uitscheiding.
De patiënt neemt dagelijks 1500 mg van het medicijn in.
is het aantal milligram medicijn in het lichaam, na de
inname van de dagelijkse dosis op dag
().
.
Er geldt: voor
,
waarbij .
Hieronder is de grafiek van de functie en de lijn
getekend.
Ga na dat in het diagram hierboven het proces
in beeld gebracht wordt.
Teken op het werkblad de pijlen om en te vinden.
In het diagram kun je zien dat de medicijnspiegel op den duur nauwelijks nog verandert. De medicijnspiegel heeft een limiet.
Lees uit het diagram af hoe groot die limiet ongeveer is.
Stel een vergelijking op om deze limiet te berekenen en los de vergelijking op.
De limietwaarde van de medicijnspiegel noemt wel het verzadigingsniveau.
Het diagram in opgave 71 noemen we een webgrafiek.
De functie die
omrekent in
is de
iteratiefunctie.
De functie rekent bij de vorige medicijnspiegel de nieuwe
uit. Een dag later is dit de oude medicijnspiegel geworden.
Door opnieuw toe te passen krijg je de nieuwe, enzovoort.
Leeglopende ballon
In opgave 46 hebben we de hoeveelheid draaggas in een
ballon bekeken.
Elke dag vermindert de hoeveelheid draaggas met %.
De hoeveelheid draaggas in het begin van dag noemen
we ().
Er geldt: , waarbij
.
Teken de grafiek van op het interval .
Neem en teken vier stappen van de webgrafiek.
Wat is ?
In opgave 71 is het werken met een webgrafiek vruchtbaar: je ziet hoe hoog de medicijnspiegel op den duur wordt. In opgave 72 is het resultaat dat je met een webgrafiek boekt niet spectaculair: dat de ballon op den duur nagenoeg helemaal leeg zal zijn is zonder web-grafiek ook wel duidelijk.
Medicijnspiegel
We gaan verder met opgave 71.
Hoe snel medicijn weer uit het lichaam verdwijnt, hangt
onder andere af van de leverfunctie.
Bij een zeker persoon wordt per dag niet % van het
medicijn afgebroken in het lichaam, maar %.
Als er elke dag mg medicijn wordt toegediend, zal
de hoeveelheid medicijn in het lichaam bij deze persoon
op den duur ook nagenoeg constant worden, maar het
verzadigingsniveau zal hoger liggen, dan in opgave 71.
Lees dit verzadigingsniveau af uit een webgrafiek.
Bepaal die waarde ook door een vergelijking op te lossen.
Het medicijn werkt optimaal als de limietwaarde niet maar mg bedraagt.
Hoeveel medicijn moet er per dag worden toegediend om verzadigingsniveau mg te krijgen als er per dag % in het lichaam wordt afgebroken?
Hoeveel moet de medicatie zijn bij een patiënt waarbij per dag % wordt afgebroken om op den duur een medicijnspiegel van mg te krijgen?
Je kunt webgrafieken op je GR maken. Hoe dat bijvoorbeeld voor de TI gaat vind je
op de
website van de Wageningse Methode
.
Maak webgrafieken op de GR bij opgave 71 en opgave 72.
Bepaal op de GR de eventuele limieten van de volgende rijen.
, ()
, ()
, ()
Stelling 1
Laat de iteratiefunctie zijn van een rij .
Als continu is, en de rij is convergent, zeg naar
limiet , dan geldt: .
Dat continu is wil zeggen dat geen "sprongen" maakt. Als willekeurig dicht bij , komt ook willekeurig dicht bij .
(Gebroken) veeltermfuncties, wortelfuncties, exponentiële en logaritmische functies zijn continu.
Controleer de stelling voor de rijen in opgave 75 a en c.
De stelling stelt je in staat eventuele limieten exact te berekenen door een vergelijking op te lossen. Doe dat voor de volgende rijen. De beginwaarde van de rijen wordt niet vermeld.
()
()
()
()
Pas op! De stelling zegt niet dat de rij convergeert. Hij
zegt alleen wat de mogelijke limietwaarden zijn, indien de
limiet bestaat.
Zie de volgende opgave.
Neem voor elk van de rijen in opgave 75 de beginwaarde .
Bij welke van deze rijen was de oplossing van de vergelijking toch niet de limiet?
Als je een iteratiefunctie hebt en een beginwaarde, kun je in een webgrafiek zien wat de eventuele limiet is: het is een van de dekpunten van , dat wil zeggen een getal waarvoor geldt: .
Bekijk de iteratiefunctie met
.
Op de -as is een
beginwaarde gekozen.
Construeer op het werkblad nauwkeurig het webdiagram. Geef de plaatsen van tot en met aan op de -as.
Als je een beetje verplaatst, houd je dezelfde limiet.
Probeer een beginwaarde te vinden zodat de rij naar het andere dekpunt convergeert.
Bereken beide dekpunten.
Ook in GeoGebra kun je met webgrafieken werken, zie bijvoorbeeld
materiaal van Wim Haazen
.
Maak op de GR een webdiagram bij de volgende rijen.
Wat is de limiet?
, ()
, ()
, ()
, ()
, ,
,
Er zijn vier soorten webdiagrammen:
convergente spiralen
divergente spiralen
convergente trappen
divergente trappen
Van Dale: divergent is uit een punt ontspringend, steeds
verder uiteenwijkend.
Bijzondere aandacht verdienen ook de "randgevallen"; en
ook de periodieke rijen.
We nemen een lineaire iteratiefunctie: . Het dekpunt noemen we ; dus . We onderscheiden vier gevallen.
Het hangt niet van de beginwaarde af welk soort webdiagram je krijgt.
Onderzoek in elk van deze vier gevallen wat voor soort webdiagram je krijgt.
Waar hangt het kennelijk van af of je een convergente/ divergentie spiraal/trap als webdiagram krijgt?
Hoe zit het als de richtingscoëfficiënt van de grafiek
van de iteratiefunctie
( dus) gelijk is aan
of
?
In de figuur hiernaast is de iteratiefunctie lineair: zijn grafiek heeft vergelijking
.
Er is één stap gezet van het webdiagram: van
naar .
We letten erop hoe ver en
van het dekpunt afliggen.
Die afstanden zijn en
.
Leg aan de hand van het plaatje uit dat
.
De absolute waarde-strepen staan er omdat je in het algemeen
niet weet of en
links of rechts van liggen
en je wilt de afstanden positief hebben. Dank zij de absolute
waarde-strepen geldt ook
als we met een van de andere drie type webdiagrammen te maken hebben.
Stelling 2
Gegeven is de rij
met lineaire iteratiefunctie , dus
,
.
Veronderstel dat dekpunt van is,
dus .
Dan geldt: .
Gegeven is de rij , voor .
Wat is de iteratiefunctie? Wat is het dekpunt ?
Hoe groot zijn: , en ?
Geef een formule voor .
Vanaf welke geldt: verschilt minder dan van de limiet?
Gegeven is de rij , voor .
Wat is de iteratiefunctie? Wat is het dekpunt ?
Hoe groot zijn: , en ?
Geef een formule voor .
Vanaf welke geldt: verschilt minder dan van de limiet?
Gegeven is de rij , voor .
Wat is de iteratiefunctie? Wat is het dekpunt ?
Hoe groot zijn: , en ?
Welke bijzonderheid heeft de rij ?
In het bovenstaande was de iteratiefunctie lineair. In dat
geval kun je onmiddellijk zeggen welk type webdiagram
je krijgt. En je weet hoe snel de rij convergeert of divergeert.
De afstand tot het dekpunt wordt namelijk elke stap
keer zo groot,
hierbij is de richtingscoëfficiënt van de functie .
De afstanden tot het dekpunt
,
,
,
,
vormen dus een meetkundige
rij, met beginterm en reden
.
De convergentie/divergentie gaat dus exponentieel snel.
Als de iteratiefunctie niet lineair is, is het allemaal lastiger.
We moeten het een en ander voorzichtig formuleren.
Laat de rij gegeven zijn door , voor
.
Laat een dekpunt zijn van de functie .
de rij geheel ligt in een zeker interval , en
voor alle in ,
dan geldt: voor
en dus
dus:
voor .
dus convergeert de rij exponentieel snel naar .
In de buurt van een dekpunt is de iteratiefunctie nagenoeg
lineair (zoom maar in!) en neemt de helling van de
grafiek in het dekpunt - dat is -
de rol van de richtingscoëfficiënt
in het lineaire geval over.
Als differentieerbaar is in
(dat wil zeggen bestaat), dan kun
je aan de waarde van zien of
limiet kan zijn van
de rij. Namelijk:
Als en een van de termen komt "dicht genoeg" bij , dan convergeert de rij naar .
Als dan kan alleen limiet zijn van de rij als een der termen toevallig precies gelijk is aan .
Gegeven is voor elke getal de rij
,
met iteratiefunctie .
Er zijn twee beginwaarden waarbij de limiet van
de rij is.
Welke?
Ga met een webdiagram na wat de limiet is als .
Hoe zit het als of als ?