1
a

Sarkozy: 25 % -  31 % , Royal: 22 % -  28 % , Bayrou: 18 % -  24 % , Le Pen: 13 % -  19 %

b

SRB, SBR, RSB.

c

Die 10 % kunnen beslissend zijn. Zelfs Le Pen kan nog komen aan 16 + 3 + 10 = 29 % van de stemmen en daarmee eerste worden in de verkiezing.

2

Het is veel te veel werk en vaak bijna onmogelijk om iedereen te interviewen.

3

Groter.

4
a

Je vraagt grotendeels Amsterdammers, van een bepaalde leeftijdsgroep, en een bepaalde sociale klasse.

b

Je vraagt alleen lezers van die krant.

c

Deze methode is veruit het best, echter je komt zo alleen bij mensen die in het telefoonboek staan (en niet bij bijvoorbeeld mensen met een geheim telefoonnummer). Verder heeft niet iedereen dezelfde kans om in de steekproef terecht te komen. Deze kans is groter voor mensen uit een eenpersoonshuishouden dan voor mensen uit een meerpersoonshuishouden.

5

Nee, je kunt zeer vaak hetzelfde getal achter elkaar gooien (al is de kans hierop ook zeer klein).

6

Stel dat de klas 23  leerlingen heeft.
Ik nummer de leerlingen alfabetisch op achternaam. Dan lees ik in de tabel de eerste zeven (verschillende) nummers onder de 24 af. Ik kan in een willekeurige rij starten. Als ik in rij  1 start, krijg ik de nummers: 04 , 02 , 13 , 23 , (ik ga verder op de tweede rij), 06 , 18 , 01 .

7

Door deze factor “in te bouwen” in je steekproef, is hij niet meer van invloed op de uitkomst. De steekproef is nu qua samenstelling representatief voor het aantal mannelijke en vrouwlijke wiskundedocenten.

8

De cijfers gaan ook omhoog bij de leerlingen die geen bijles hebben.

9
a

Het gedrag van de dokter kan de verwachtingen van de patiënt beïnvloeden.
Als de doktor al weet dat het medicijn nep is, zal de patiënt dit misschien vermoeden.

b

De verbeteringen en genezingen treden ook op bij het nepmiddel; het effect is waarschijnlijk psychologisch.

c

Als het placebo ongeveer half zo goed werkt als het echte middel (een medicijn werkt voor een deel psychologisch)?

10
a

De conclusie is voorbarig: van de 24.000  mensen ‘moeten’ er statistisch gezien wel een paar overlijden, vooral ook omdat het hier om een oudere groep gaat.

b

Overtuigde vitaminekopers worden hier gevraagd naar het positieve effect van extra vitaminen. Dus de steekproef is niet representatief voor de hele populatie (alle Nederlanders).

c

Niet een onderzoek als volwaardig presenteren als slechts een klein deel van de ondervraagden heeft geantwoord. Het aantal weigeringen (non-response) is groot in dit onderzoek.

d

Mensen die een reisbureau bezoeken hebben meestal plannen om naar het buitenland te gaan. Dus de steekproef is niet representatief voor de hele populatie (alle Nederlanders).

11

De ene groep krijgt het echte medicijn, de andere placebo (beide dubbelblind). Om de zoveel tijd (afhankelijk van het experiment) de vorderingen en resultaten noteren. Aan het eind van het experiment conclusies trekken.

12

Onderzoek naar nieuwe medicijnen gebeurt in vier fasen.
Fase I: Onderzoek bij gezonde vrijwilligers
Hiervoor dient het experimenteel onderzoek op dieren met goed resultaat te zijn afgesloten. Men begint met een zo laag mogelijke dosis. De veiligheid wordt onderzocht, en ook de manier waarop het door het lichaam wordt opgenomen, afgebroken en uitgescheiden. De veiligheid van het middel wordt zorgvuldig bewaakt door o.a. regelmatig bloeddruk, hartfunctie, bloed en urine te controleren.
Fase II: Onderzoek bij kleine groepen patiënten
De werkzaamheid van het middel wordt bepaald bij patiënten, die lijden aan de ziekte waarvoor het medicijn wordt ontwikkeld. Er wordt ook gekeken naar de effectiviteit van het geneesmiddel, en naar de dosering die een optimaal effect geeft, met weinig bijwerkingen.
Fase III: Behandeling van grotere groepen patiënten Veel grotere aantallen patiënten met het nieuwe geneesmiddel worden behandeld. Naast een vergelijking met placebo (fopmiddel) kan het nieuwe middel worden vergeleken met de beste behandeling die op dat moment beschikbaar is. Hierna komt het geneesmiddel op de markt.
Fase IV: Als het geneesmiddel al op de markt is Er wordt onderzoek gedaan naar geneesmiddelen die al op de markt zijn, met het doel meer over deze middelen te weten te komen of te kijken naar nieuwe aandoeningen of ziekten, die ermee behandeld zouden kunnen worden. Omdat een geneesmiddel dan al vaak jarenlang op de markt is, is er veel over bekend.