7.9  Wel of niet uitzonderlijk >
1
a

Bijvoorbeeld door aselect inwoners van de wijk “Zuilen” te selecteren uit de Gemeentelijke Basis Administratie, zodat elke inwoner dezelfde kans heeft om in de steekproef te komen.

b

Tussen 0,07 en 0,47 .

c

95 % -gebied: tel de 125 ( 2,5 % van 5000 ) kleinste uitkomsten en de 125  grootste uitkomsten en bepaal zo de grenzen: ongeveer tussen 0,12 en 0,39 .

d

Tussen de grenzen 0,12 en 0,39 past 4  keer de SD. Dus de SD is ongeveer  0,07 .

2
a

-

b

-

c

-

3
a

-

b

-

c

De histogrammen worden smaller; de spreiding wordt dus kleiner.

d

De grenzen van het 95 % -gebied worden bepaald door (de wortel van) een breuk waarin je deelt door de steekproefomvang. Als de steekproefomvang toeneemt, dan wordt de noemer groter en de breuk dus kleiner. Dus de grenzen komen bij een grotere steekproefomvang dichter bij de populatieproportie te liggen.

4
a

-

b

-

5
a

-

b

-

c

-

d

-

6
a

De formule voor steekproefgemiddelden geeft: als linkergrens  64 2 12 50 60,6 en als rechtergrens  64 + 2 12 50 67,4  punten.

b

Bij een steekproef van 500  kandidaten worden de grenzen 62,9 en 65,1 ; het 95 % -gebied wordt smaller.

7

De formule voor steekproefproporties geeft voor het 95 % -gebied: als linkergrens  0,50 2 0,50 0,50 1200 0,47 en als rechtergrens  0,50 + 2 0,50 0,50 1200 0,53 .
0,54 zit niet in dit gebied dus met een betrouwbaarheid van 95 % kunnen we zeggen dat kandidaat A zal winnen.

8

De formule geeft voor het 95 % -gebied van steekproefproporties:
als linkergrens  0,55 2 0,55 0,45 1988 0,528 en als rechtergrens  0,55 + 2 0,55 0,45 1988 0,572 .
61 % valt hier niet binnen en past dus niet bij de te verwachten onnauwkeurigheid. Dus het aantal voorstanders is met een betrouwbaarheid van 95 % toegenomen.

9

Rechtergrens 95 % -gebied: 0,65 + 2 0,65 0,35 150 0,728 en 0,728 150 = 109,2 er zullen dan minstens 110  mensen van de 150 moeten slagen.