Proportie tussen en
;
Dus de grenzen van het -betrouwbaarheidsinterval zijn en .
Hoe groter het aantal respondenten, hoe smaller het betrouwbaarheidsinterval.
Als groter wordt, wordt de breuk kleiner (want er wordt door een groter getal gedeeld), dus de breedte van het betrouwbaarheidsinterval
wordt dan kleiner.
Er moet dan gelden . Dit is zo als (met de GR). Dus de steekproef moet uit minimaal respondenten bestaan.
Als er in een steekproef van waarnemingen een steekproefproportie van gevonden wordt, dan zal met procent zekerheid de populatieproportie liggen tussen de grenzen
en .
De linkergrens (ondergrens) is dus en de rechtergrens (bovengrens) is dus . Samen vormen deze grenzen dus het interval . We noemen dit interval het -betrouwbaarheidsinterval voor de populatieproportie.
Duitse jongeren.
De onderzoekers zouden kunnen laten zien dat de leeftijd-geslachtsverdeling in de steekproef en de verdeling over de verschillende schoolniveaus overeenkomt met landelijke gegevens hierover.
Een enquête op een of slechts enkele specifieke plekken in het land.
Een enquête op een of slechts enkele specifieke scholen in het land.
Ouderen in Nederland.
Als het aantal respondenten daalt, dan wordt het -betrouwbaarheidsinterval groter.
De grenzen van het -betrouwbaarheidsinterval zijn en .
Dus: . Dit geeft .
Conclusie: de steekproefomvang moet minstens zijn.
De fruittelers in Nederland.
Alle fruittelers nummeren van tot en met en vervolgens willekeurige nummers trekken uit de getallen tot en met .
Bijvoorbeeld: alleen fruittelers uit een bepaalde regio zijn onderzocht.
Hoe hoger de betrouwbaarheid, hoe breder het interval.
-BI: ; -BI: ; -BI: .