De groepen zijn niet even groot.
In de kruistabel staat freq voor frequentie (= aantal) en voor percentage.
Dat komt doordat de zes percentages zijn afgerond.
Je ziet nu in welke klassen de procentuele verschillen klein of groot zijn.
Je ziet wel dat er verschillen zijn, maar niet direct welke wiskundegroep hoger scoort op kunstbelangstelling.
middelmatig ; modus
Overwegend niet zo groot en middelmatig.
Best wel, de A-leerlingen scoren wat lager en zijn meer verdeeld in hun keuzes.
Nee, want de categorieën 1 en 2 tellen van de A-leerlingen en van de B-leerlingen. Dus meer bij de A-leerlingen.
Moeilijk te zeggen, want zowel de lage categorieën (1 en 2) als enkele hoge categorieën (4 en 6) zijn beter vertegenwoordigd bij de A-leerlingen.
Zie opgave 16.
Daar loopt de stippellijn tussen de twee reepgrafieken het steilst (omlaag of omhoog). Het hoogteverschil is .
Van “3” naar “4” loopt de A-grafiek steiler.
In het begin ligt de B-grafiek onder de A-grafiek en later schelen ze niet zo veel.
Er is geen volgorde tussen de geslachten. “Het percentage vrouw” is onzin. Daarom is het niet zinvol cumulatief te percenteren, waardoor ook niet zinvol is.