1

Grafiek van een cosinus
In de figuur is op het interval [ 0,5 ] een sinusoïde getekend.

Deze sinusoïde is te beschrijven met een vergelijking van de vorm y = a + b cos ( c ( x d ) ) .

Bepaal geschikte waarden van a , b , c en d .
Licht je werkwijze toe.

2

Op het domein [ 1 2 π , π ] is de functie f gegeven door:
f ( x ) = 2 4 sin ( 2 x ) .
De grafiek van f snijdt de x -as in de punten A en B .

a

Bereken exact de x -coördinaten van de punten A en B .

De grafiek van f snijdt de y -as in punt C . Punt D is een top van de grafiek. De x -coördinaat van D ligt tussen 1 2 π en π .
Lijn l gaat door de punten C en D en snijdt de x -as in punt E .

b

Bereken exact de x -coördinaat van punt E .

c

Benader met een differentiequotiënt de helling in punt C afgerond op 2 decimalen. Gebruik Δ = 0,001 .

3

De grafiek van een sinus benaderen
Hieronder staat de grafiek van de functie f ( x ) = sin ( 1 4 π x ) . Punt S is het eerste snijpunt van de grafiek van f met de x -as rechts van de oorsprong O . Punt T is de top van deze grafiek tussen O en S . Zie figuur 1.

We gaan deze grafiek benaderen door de lijnstukken O T en S T .

a

Stel een vergelijking op van lijn O T . Idem voor lijn S T .

Het punt A beweegt over de lijnstukken O T en S T . Het punt B beweegt over de sinusoïde zo dat lijnstuk A B evenwijdig aan de y -as blijft. Zie figuur 2.

b

Bereken bij welke waarde van x lengte van A B maximaal is. Wat is de maximale lengte?
Geef je antwoorden in twee decimalen nauwkeurig.

We gaan de grafiek nu benaderen door een parabool met dezelfde top T , die ook door O en S gaat.

c

Stel een vergelijking op van deze parabool in de topvorm.

d

Hoe groot is (afgerond op 3 decimalen) het maximale verticale verschil tussen de parabool en de sinusoïde?

4

Grieks kruis
Een Grieks kruis heeft vier even grote 'poten'.
In de eenheidscirkel is een Grieks kruis getekend, symmetrisch ten opzichte van de x -as en de y -as.
Punt P is een hoekpunt van het kruis. De hoek waarover punt P gedraaid is ten opzicht van de x -as, noemen we t (in radialen). Zie figuur.
A ( t ) is de oppervlakte van het kruis. Hierbij nemen we voor t alleen waarden tussen 0 en 1 4 π .

Voor een zekere waarde van t is sin ( t ) = 3 5 , met 0 t 1 4 π .

a

Teken een cirkel met straal 5  cm en teken hierin nauwkeurig het Griekse kruis dat hoort bij die waarde van t . Licht je tekening toe.

b

Bereken exact de oppervlakte van het Griekse kruis bij die waarde van t .

Er geldt: A ( t ) = 8 sin ( t ) cos ( t ) 4 sin 2 ( t ) .

c

Toon dat aan.

Hiernaast staat de grafiek van A ( t ) getekend. De oppervlakte van het kruis lijkt maximaal te zijn bij t = 1 6 π .

d

Benader met de GR de waarde van A ' ( 1 6 π ) .
Leg hiermee uit of bij t = 1 6 π de oppervlakte maximaal is.
Zo nee: is de oppervlakte maximaal bij een waarde van t groter of kleiner dan 1 6 π ?

e

Bereken de maximale oppervlakte van het Griekse kruis.

5

De temperatuur op een zekere plaats op aarde wordt bepaald door twee factoren:

  • de jaargolf: die beschrijft de gemiddelde temperatuur van dag tot dag,

  • het dag-nacht-ritme: dat beschrijft de gemiddelde temperatuur van uur tot uur.

Beide zijn berekend als gemiddelde van veel metingen. Hieronder staat de jaargolf.

a

Stel een formule op voor deze grafiek; t is de tijd van het jaar in dagen, T is de gemiddelde dagtemperatuur in graden Celsius.

Vervolgens kijken we naar de daggolf. Hierbij is als gemiddelde temperatuur 0 ° C genomen en de hoogste temperatuur wordt bereikt om 15.00 uur (dat is op 15 24 dag).

b

Stel een formule op voor de grafiek van de daggolf; t loopt van 0 tot 1 (dag), T is temperatuur in graden Celsius.

Als we deze twee golven combineren (optellen), krijgen we het volgende plaatje:

c

Hoeveel golfjes telt de grafiek?

d

Geef een formule voor deze grafiek.

6

Gegeven is de functie f ( x ) = x 2 + cos ( x ) . Hiernaast staat de grafiek getekend voor x 0 .

a

Bereken exact de x -coördinaten van de snijpunten van de grafiek van f met de lijn y = 1 2 x voor 0 x 4 π .

b

Doe hetzelfde voor de snijpunten met de lijn y = 2 3 x .

De toppen van de grafiek van f waarin een (lokaal) maximum zit, liggen steeds hoger. Ze liggen zelfs op een rechte lijn.

c

Leg uit dat deze toppen zitten bij waarden van x waarvoor cos ( x ) = 1 .

d

Bereken een vergelijking van de lijn waarop de toppen met een maximum liggen.

e

Bereken ook de vergelijking van de lijn waarop de toppen liggen waarin f een minimum heeft.

Voor elke waarde van a is de functie f a gegeven door:
f a ( x ) = x 2 + a cos ( x )

f

Voor welke waarde van a heeft de grafiek van f a asymptoten? Licht toe.

7

Hieronder staan de grafieken getekend van twee sinusoïden.
Er geldt:
f ( x ) = a + b cos ( c ( x d ) ) en g ( x ) = p + q sin ( r ( x s ) ) .

a

Bereken mogelijke waarden van a , b , c , d , p , q , r en s .

b

Bereken in twee decimalen nauwkeurig de coördinaten van de twee snijpunten in de figuur.

c

Bereken in twee decimalen nauwkeurig de grootste waarde van de verschilfunctie v ( x ) = f ( x ) g ( x ) .

d

Door welke transformaties, en in welke volgorde, gaat de grafiek van de functie f over in de grafiek van de functie g ?