Om ruimtelijke vormen te bestuderen teken je ze wel
eens in een drieluik.
Het drieluik kan gevouwen worden tot een model van het positieve octant.
Als , dan
,
en
.
Een vlak wordt vastgelegd door drie punten die niet op één lijn liggen.
Het vlak
vastgelegd door drie punten , en noemen we
vlak .
Als twee punten en in een vlak liggen, liggen alle punten van
lijn in dat vlak.
van twee lijnen
ze snijden elkaar;
ze zijn evenwijdig;
ze kruisen elkaar.
In de eerste twee gevallen liggen de lijnen in één vlak.
van een lijn en vlak
de lijn ligt in het vlak;
de lijn is evenwijdig met het vlak;
de lijn snijdt het vlak (in één punt).
In het laatste geval kun je spreken over de hellingshoek van de lijn ten opzichte van het vlak. Dat is de hoek tussen de lijn en zijn loodrechte projectie op het vlak.
van twee vlakken
de vlakken zijn evenwijdig;
de vlakken snijden elkaar (volgens een lijn, de snijlijn van de twee vlakken.)
van drie vlakken
In de figuur hieronder zie je hoe drie vlakken ten opzichte van elkaar kunnen liggen.
Het schaduwbeeld van een voorwerp bij zonlicht is een
parallelprojectie van het voorwerp.
Het schaduwbeeld bij lamplicht is een
centrale projectie
van het voorwerp.
Twee evenwijdige lijnen blijven bij parallelprojectie evenwijdig
(of het worden beide punten). Bij centrale projectie
hoeft dat niet.
Bij parallelprojectie behouden lijnstukken die evenwijdig
zijn aan het vlak waarop geprojecteerd wordt hun lengte.
Bij de centrale projectie is dat niet het geval.
In de ruimtemeetkunde geven we om deze reden dan
ook de voorkeur aan de parallelprojectie.
Een tekening op ware grootte is een tekening op
schaal. Alle hoeken worden dus op werkelijke grootte
afgebeeld, en de verhouding van alle lengten is correct.
Dit in tegenstelling tot tekeningen volgens parallel- of
centrale projectie. Daarbij kunnen allerlei vervormingen
optreden.
Het snijpunt van een lijn en een vlak
vind je vaak zo:
breng een hulpvlak aan door
waarvan je de snijlijn met kent.
Voorbeeld
Hiernaast is blok getekend, met
de punten en op opstaande ribben.
Gevraagd wordt het snijpunt van lijn met vlak .
We nemen als hulpvlak .
Teken de snijlijn van met dit hulpvlak, dit is lijn
.
Lijn snijdt deze snijlijn in het gezochte punt.
Het gezochte punt is dus het snijpunt van de lijnen en
.
Voorbeeld
Hiernaast is een vierzijdige prisma getekend met de punten , en
op opstaande ribben. Voorvlak en achtervlak van het vierzijdige prisma zijn evenwijdig.
Gevraagd wordt de doorsnede van vlak
met het prisma.
Het snijpunt met het verlengde van de opstaande ribbe links-achter van het prisma kun je op twee
manieren vinden:
met behulp van een lijn door , evenwijdig aan .
met behulp van de grondlijn, dat is de snijlijn van vlak met het (uitgebreide) grondvlak van het prisma.
De tweede manier zie je hieronder.
Het snijpunt van lijn met het grondvlak is ;
het snijpunt van lijn met het grondvlak is ;
dus de grondlijn is lijn ;
de grondlijn snijdt de achterkant van het prisma in ;
is het snijpunt van het verlengde van de ribbe met
lijn .