Voor twee vectoren en
is het
inproduct van en
gedefinieerd als:
.
en
.
Bereken: , en .
Als , wat is dan en ?
Neem aan: .
Wat is het verband tussen en de lengte van vector ?
Het inproduct is een mooi instrument om hoeken te berekenen. Dat blijkt uit de volgende stelling.
Inproductregel
. Hierbij is
ϕ de hoek tussen de vectoren en
.
In coördinaten geformuleerd:
Als en
, dan:
.
We bewijzen deze regel in de volgende opgave. De regel volgt direct uit de cosinusregel.
Gegeven zijn de vectoren en . Het zijn de plaatsvectoren van de punten en . Hoek noemen we ϕ.
Druk , en uit in , , en .
De cosinusregel in driehoek luidt:
.
De resultaten van het vorige onderdeel invullen geeft:
.
Ga na dat hieruit volgt: .
Voor de hoek α tussen de vectoren en
geldt:
,
dus
, dus
in één decimaal nauwkeurig.
Voor de hoek β tussen de vectoren en geldt: , dus .
Bereken het inproduct van en in figuur 1 en 2.
Bereken ook de lengtes van en in figuur 1 en 2 en gebruik vervolgens de inproductregel om in graden nauwkeurig, zo mogelijk exact, uit te rekenen. Hierbij is ϕ de hoek tussen de vectoren.
Bereken in figuur 3.
Je krijgt een mooi resultaat! Die hoek kun je ook wel eenvoudiger vinden. Hoe?
Bereken in de figuur 4, met behulp van het inproduct in graden nauwkeurig.
en zijn vectoren en ϕ is de hoek tussen die vectoren.
Bereken exact en
ϕ in graden nauwkeurig in de volgende gevallen:
en
,
en
,
en
.
Als het inproduct van twee vectoren is, staan ze loodrecht op elkaar.
Wat kun je zeggen van de hoek tussen twee vectoren als hun inproduct positief is? En als het negatief is?
In de figuur hiernaast geldt: . We draaien over graden.
Wat wordt het inproduct dan?
en zijn vectoren, niet de nulvector en
ϕ is de hoek tussen die vectoren. Dan
ϕ is scherp,
ϕ is recht,
ϕ is stomp.
In de figuur hiernaast zijn getekend de vectoren ,
en het punt
.
Neem de figuur over en teken een aantal punten met de eigenschap:
.
Eén van die punten is al getekend, namelijk , want
.
Wat krijg je als je alle mogelijke punten tekent met
?
Teken een aantal punten met de eigenschap:
.
Wat krijg je als je alle mogelijke punten tekent met
?
Zie opgave 33.
Als en
, dan is
.
De punten met
vormen dus een lijn door
loodrecht op .
De punten met
, vormen een
lijn door loodrecht op .
Algemeen
Gegeven is een vector .
De punten met
, zijn de punten
met
.
Dus de lijn met vergelijking is de lijn door loodrecht
op .
Een vector die loodrecht op een lijn staat noemen we een normaalvector van die lijn.
Gegeven zijn de lijnen met vergelijking en met vergelijking .
Geef een normaalvector van .
Waarom is de vector die je in het vorige onderdeel gegeven hebt ook een normaalvector van ?
Geef een normaalvector van .
De lijn met vergelijking met en niet beide heeft als normaalvector.
De vectoren en staan loodrecht op elkaar (als ze niet zijn).
Toon bovenstaande aan.
Gegeven is lijn met vv .
Geef een normaalvector van .
Een vergelijking van is dus van de vorm
, waarbij je voor
de door jouw gegeven normaalvector kunt nemen.
Het getal vind je door voor een punt van
in te vullen.
Geef een vergelijking van .
Van vectorvoorstelling naar vergelijking en omgekeerd
Gegeven is lijn met vergelijking .
Een normaalvector van is: , dus een richtingsvector is
.
Een punt van is , dus een
vv van is:
.
Je kunt natuurlijk ook twee punten en
van zoeken en een vv van lijn geven.
Gegeven is lijn met vv .
Een richtingsvector van is
, dus een normaalvector
. Een vergelijking van
is dan . Het getal
vind je door een punt van in te vullen. Je vindt: .
Een vergelijking van is dus .
Je kunt natuurlijk ook twee punten en
van zoeken en een vergelijking van lijn geven.
Geef van de volgende lijnen een vergelijking.
;
;
.
Geef van de volgende lijnen een vv.
;
;
.
Van vier lijnen is een vergelijking gegeven. Geef van die lijnen een pv.
|
|
|
|
Van vier lijnen is een vv gegeven. Geef van die lijnen een vergelijking.
|
|
|
|
Het volgende is bekend uit wiskunde b, zie bijvoorbeeld 4hb hoofdstuk 5, paragraaf 2.
Gegeven zijn twee punten en .
De punten die even ver van als van liggen,
vormen de middelloodlijn van lijnstuk .
Deze lijn gaat door het midden van lijnstuk en
staat loodrecht op lijn .
is een gelijkbenige driehoek met basis . De coördinaten van en zijn en en het punt ligt op de -as.
Bereken de coördinaten van .
Gegeven zijn de punten en . Er gaat een cirkel door de punten , en , de omgeschreven cirkel van driehoek .
Bereken de coördinaten van het middelpunt van die cirkel exact.
Hoe je het snijpunt van twee lijnen berekent als beide in een vergelijking gegeven zijn, heb je in de onderbouw gezien. In de volgende opgave moet je het snijpunt berekenen als minstens één lijn in vv gegeven is. Je kunt natuurlijk bij beide lijnen eerst een vergelijking maken, maar dat is niet altijd de handigste manier.
Gegeven de lijnen met vv en met vv .
Je vindt het snijpunt van de lijnen waarschijnlijk niet door de vergelijking op te lossen. Waarom niet?
Bij het snijpunt hoort bij een andere waarde van de parameter dan bij . Je moet dus getallen en vinden met: . Dit leidt tot een stelsel van twee vergelijkingen met twee onbekenden.
Los dit op en bepaal de coördinaten van het snijpunt van en .
Het kan ook anders. Een vergelijking van is (ga dat na). Het punt van ligt op als: .
Bereken hiermee de coördinaten van het snijpunt van en .
Bereken de coördinaten van de gemeenschappelijke punten van en in de volgende gevallen.
|
en |
|
|
en |
|
|
en |
|
|
en |
|
Het inproduct is ook een handig instrument om de hoek tussen twee lijnen te bepalen.
We herhalen de afspraak die we daarover bij wiskunde b gemaakt hebben.
Onder de hoek van twee snijdende lijnen verstaan we de grootte van de twee niet-stompe hoeken in het snijpunt.
De hoek tussen de lijnen en in de figuren hieronder is
α. In figuur 1 is α ook de hoek tussen de gekozen richtingsvectoren en
van en , dus
.
In figuur 2 is de hoek tussen de richtingsvectoren en
gelijk aan
, dus hier is
.
In beide gevallen geldt het volgende.
Als en richtingsvectoren van
de lijnen en zijn en
α de hoek tussen en , dan:
.
In woorden kun je het zo formuleren.
De cosinus van de hoek α tussen twee lijnen en bereken je als volgt.
Kies richtingsvectoren en
van de lijnen. Neem de absolute waarde van hun inproduct
en deel dat door het product van hun lengtes:
.
Gegeven zijn de lijnen met vv en met vergelijking . Als richtingsvector van nemen we . Een normaalvector van is , dus een richtingsvector is . Het inproduct , de absolute waarde is dus . Het product van hun lengtes is: , dus voor de hoek α tussen en geldt: , dus α .
Bereken met behulp van het inproduct de hoek tussen de volgende vectoren in graden nauwkeurig.
en ; en ; en .
Bereken met het inproduct in graden nauwkeurig de hoek tussen de lijnen met pv
en
.
En ook tussen de lijnen met pv
en
.
Bereken de hoek tussen de -as en de lijn met pv
.
Gegeven is lijn met vv . Lijn gaat door en snijdt onder een hoek van .
Geef een exacte vv van .
en zijn twee snijdende lijnen. Lijn is een normaal van en lijn een normaal van .
Toon aan dat de hoek tussen en gelijk is aan de hoek tussen
en .
De hoek tussen twee lijnen kun je dus ook bepalen door de hoek tussen hun normalen
te berekenen.
De hoek van twee lijnen is gelijk aan de hoek tussen normalen van die twee lijnen.
Gegeven zijn de lijnen met vergelijking en
met vergelijking .
Normalen van die lijnen hebben richtingsvectoren en
.
De hoek tussen de lijnen en noemen we , dan
, dus
.
Bereken de hoek tussen de lijnen en in graden nauwkeurig in de volgende gevallen.
|
en |
|
|
en |
|
De loodrechte projectie van een punt op een lijn is het snijpunt
van de lijn door loodrecht op met
.
In de figuur hiernaast is dat .
De afstand van tot is
de lengte van het kortste verbindingslijnstuk van
met lijn , dus de lengte van lijnstuk .
We berekenen coördinaten van de loodrechte projectie van op de lijn door de punten
en
exact.
Een vergelijking van lijn is
. Een richtingsvector van
de lijn door loodrecht op
lijn is dus en een vv van die lijn is dus
. Het snijpunt
met lijn
vind je voor die waarde van
waarvoor , dus voor . Dus
het gevraagde punt is .
Gegeven zijn de punten , en .
Geef een vergelijking van lijn .
Bereken de coördinaten van de (loodrechte) projectie van op lijn .
Bereken de afstand van tot lijn .
Bereken de coördinaten van het spiegelbeeld van in lijn .
We gaan verder met opgave 46.
Ga na dat een vv van lijn is.
Dus elk punt van lijn is te schrijven in de vorm: voor zekere waarde van .
Druk de afstand van tot uit in en ga na dat je die kunt schrijven als: .
Met behulp van het vorige onderdeel kun je de projectie van op lijn bepalen en de afstand van tot lijn .
Doe dat. Licht je antwoord toe.
Je hebt twee manieren gezien om de afstand van een punt tot een lijn te bepalen.
De manier van opgave 46 en het voorbeeld daarvóór.
Snijd de lijn door loodrecht op met .
Het snijpunt is de projectie van op .
De afstand van tot het snijpunt is de afstand van tot .
De manier van opgave 47.
Geef een pv van . Dit geeft je een punt van de vorm
) op . (Op de stippellijntjes staan getallen.)
De afstand kun je schrijven als
.
De wortel van de minimale waarde van de kwadratische vorm onder het wortelteken geeft
je de afstand van tot en de waarde van waarvoor die bereikt wordt hoort bij de projectie van op .
Bereken de afstand van tot lijn op elk van de twee manieren.
Gegeven zijn de punten en .
Bereken exact de lengte van , het hoogtelijnstuk uit van driehoek .
Bereken met je antwoord van onderdeel a de exacte oppervlakte van driehoek .
Bereken de oppervlakte van driehoek ook door de oppervlakte van de gekleurde rechthoek in de figuur te verminderen met de oppervlakte van drie geschikte driehoeken.
In applet Mini-loco_lijnen kun je nog meer oefenen.