3.7  Parametervoorstelling en vergelijking van een vlak >
Parametervoorstelling van een vlak
1
a

p = q = 1 ; p = 1 en q = 2 .

b

p = 2 en q = 1 .

c

p = 7 en q = 10 .

2
a

K = ( 4,0,2 ) , dus ( x , y , z ) = ( 4 + p , q ,2 + p ) .

b

( 0,2,0 ) en ( 1,0,2 )

c

Uit ( t ,2 2 t ,2 t ) = ( 4 + p , q ,2 + p ) volgt (vergelijk de eerste en derde coördinaat): 4 + p = 1 + 1 2 p , dus p = 6 en t = 2 , dus het snijpunt is: ( 2,6, 4 ) .

3
a

( x , y , z ) = ( 2 p , p + q ,2 q )

b

B , E en G .

c
figuur bij opgave 68
d

De drie coördinaten zijn gelijk, dus: 2 p = p + q = 2 q , dus p = q = 2 3 , dus S = ( 1 1 3 ,1 1 3 ,1 1 3 ) .

Vergelijkingen van vlakken
4
a

Bijvoorbeeld A H = ( 2 0 2 ) of v = ( 1 0 1 )

b

v r = 0 en v s = 0 .

5
a

( 3,2,3 )

b

( 1 3 3 ) ( 3 0 1 ) = 0 en ( 1 3 3 ) ( 0 2 2 ) = 0 .

c

Klopt.

d

( x , y , z ) in W ( x , y , z 1 ) in V , dus x + 3 y 3 ( z 1 ) = 0 x + 3 y 3 z = 3 .

6
a

n = ( 1 1 2 ) , x = ( x y z ) .

b

( 0,0,1 ) , A en C .
Voor de tekening zie de figuur hieronder links.

c

m = ( 0 1 2 )

d

De punten van W op de kubus zijn: B , C , ( 0,0,1 ) en ( 2,0,1 ) . Voor de tekening, zie de figuur hieronder rechts.

e

Als een punt aan de vergelijking voldoet, dan voldoet dat punt ook als je de x -coördinaat verandert (die komt namelijk niet in de vergelijking voor), dus in de x -richting verschuift.

f

De snijlijn is lijn M C , waarbij M het midden van ribbe O H is. Een pv is ( x , y , z ) = ( 0,2 t ,1 t ) .

7

( t ,2 2 t ,2 t ) invullen in x + 2 y + 3 z = 10 geeft: t = 2 , dus het snijpunt is ( 2, 2,4 ) .

Een vlak en zijn snijpunten met de coördinaat-assen
8
a

De snijpunten zijn ( 6,0,0 ) , ( 0,6,0 ) en ( 0,0,6 ) .

b

( 4,2,0 ) , ( 2,4,0 ) , ( 4,0,2 ) , ( 2,0,4 ) , ( 0,4,2 ) en ( 0,2,4 )

c

Lijn B G staat loodrecht op diagonaalvlak O A F G van de kubus.

d

Het snijpunt van N B en O F noemen we S . Je kunt de zijden van driehoek N S F berekenen en daaruit zien dat de driehoeken N S F en B N F gelijkvormig zijn.

9
a

( 6,0,0 ) , ( 0,6,0 ) en ( 0,0,3 ) , zie figuur.

b

( 4,2,0 ) , ( 2,4,0 ) , ( 0,0,3 ) , ( 0,4,1 ) en ( 4,1,0 )

c

( 1 1 2 )

d

Driehoek O E G is gelijkbenig en N is het midden van E G .

e

O N = 2 6 , M N = 2 3 en O M = 6 , dus O M 2 = M N 2 + O N 2 , dus uit de omgekeerde stelling van Pythagoras volgt dat O N en M N loodrecht op elkaar staan.
Of: de driehoeken O H N en N F M zijn gelijkvormig met factor 1 2 2 , ga dat na. Dus hoek H N O + M N F = H N O + H O N = 90 ° .

10
a

Als dat zo is dan moet vlak B E G een vergelijking van de vorm x + y + 2 z = d hebben voor zeker getal d . Als je voor d = 12 neemt, voldoen B , E en G . Dus het klopt.

b

Dat is O N , de lengte daarvan is 2 6 .

c

Het midden van O B noemen we T en S de projectie van O op lijn H T , dan staat O S loodrecht op lijn H T en op lijn A C (dat laatste omdat lijn A C loodrecht op elke lijn in vlak O B F H staat).

d

De driehoeken S O T en O H T zijn gelijkvormig, dus H T O S = O T O H 2 6 O S = 2 2 4 , dus O S = 1 1 3 3 .
Dat H T O S = O T O H volgt ook uit het feit dat zowel H T O S als O T O H twee maal de oppervlakte van driehoek H O T is.

11
a

Ze voldoen aan de vergelijking.

b

( 20 15 12 )

c

( 3,0,0 ) en ( 0,0,5 )

d

De variabele y komt niet in de vergelijking voor. Omdat de x - en de z -coördinaat niet veranderen, blijft het punt aan de vergelijking voldoen.

e

x 3 + z 5 = 1 5 x + 0 y + 3 z = 15 , dus een normaalvector is ( 5 0 3 ) .

12
a

( 6,0,0 ) , ( 0,8,0 ) en ( 0,0,10 )

b

20 x + 15 y + 12 z = 120 , normaalvector: ( 20 15 12 )

c

y 4 + z 5 = 1 , normaalvector: ( 0 5 4 )

d

y 4 + z 5 = 0

13
a

De coördinaten van de snijpunten zijn: ( 2,0,0 ) , ( 0,4,0 ) , ( 0,0,4 ) .

b

( 0, t ,3 ) invullen in de vergelijking van V geeft t = 1 , dus het snijpunt is: ( 0,1,3 ) .

c

( 2,0,0 ) , ( 0,3,0 ) , ( 0,1,1 ) , ( 1 2 ,0,3 ) , ( 1 2 ,3,0 )

d

Zie figuur.

14

Van links naar rechts:
( 3,0,0 ) , ( 0,2,0 ) , ( 0,0, 1 2 )
( 3,0,0 ) , ( 0,2,0 )
( 2,0,0 ) , ( 0,4,0 ) , ( 0,0,3 )
( 3,0,0 ) , ( 0,1,0 )
de hele z -as
( 2,0,0 )

2 x + 3 y + 12 z = 6
2 x + 3 y = 6
x 2 + y 4 + z 3 = 1
x + 3 z = 3
x y = 0
2 x = 6
figuur bij opgave 79
15

Een pv van lijn A T is: ( x , y , z ) = ( 3 t , 3 + t ,2 t ) ,dus het snijpunt S = ( 3 t , 3 + t ,2 t ) voor zeker waarde van t .
Vul ( 3 t , 3 + t ,2 t ) in de vergelijking y + z = 3 . Dit geeft: t = 2 , dus S = ( 1, 1,4 ) .

16
a

8 1 2

b

Als er een gemeenschappelijk punt is dan 6 = 8 1 2 .

c

Hun normaalvectoren zijn veelvouden van elkaar, dus a = 1 1 2 en b = 2 .

17
a

x 3 + y 3 + z 4 = 1

b

Dat is het punt ( t , t ,2 t ) dat aan de vergelijking x 3 + y 3 + z 4 = 1 voldoet. Dan t = 6 7 en het gevraagde punt is: ( 6 7 , 6 7 ,1 5 7 ) .

18
a

x + y + z = 3 en x + y + z = 9

b

De piramide P met hoekpunten ( 0,0,0 ) , ( 9,0,0 ) , ( 0,9,0 ) en ( 0,0,9 ) heeft inhoud: 1 3 1 2 9 9 9 = 121 1 2 . Daar moet de inhoud van vier piramides vanaf, die gelijkvormig zijn met P met vergrotingsfactor 1 3 . Het gevraagde stuk heeft inhoud 23 27 121 1 2 = 103 1 2 .

Vergelijking van een vlak met behulp van een pv
19

7 x y + z = 8 ; 2 x y = 0 ; 2 x 10 y + 9 z = 9 ; 3 y + 4 z = 18 .

20

7 x + 19 y 2 z = 39 ; 3 x 4 y + z = 9 ; x 9 y + 6 z = 1 ; 2 x 3 y + 4 z = 11 .

De afstand van een punt tot een vlak berekenen
21
a

De lijn door P loodrecht op V heeft pv ( x , y , z ) = ( 1 + 2 t ,2 3 t ,3 + 4 t ) . Het punt Q vind je voor die waarde van t waarvoor 2 ( 1 + 2 t ) 3 ( 2 3 t ) + 4 ( 3 + 4 t ) = 37 t = 1 , dus Q = ( 3, 1,7 ) .

b

Dat is de lengte van O Q , dus 29 .

22
  1. 5 7 14 ,

  2. 1 1 7 14 ,

  3. Het vlak door die punten heeft vergelijking x + 2 y 2 z = 12 , dus de afstand is 4 1 3 .

23
a

x 3 + y 2 + z 4 = 1 4 x + 6 y + 3 z = 12

b

H A H C = ( 3 0 4 ) ( 0 2 4 ) = 16 en | H A | | H C | = 10 5 , dus cos ( α ) = 8 5 5 .

d

sin 2 ( α ) + cos 2 ( α ) = 1 , dus sin ( α ) = 1 ( 8 5 5 ) 2 = 61 5 5 .

d

De oppervlakte is 1 2 | H A | | H C | sin ( α ) = 61 .

e

Neem O A C als grondvlak, dan is de oppervlakte van het grondvlak 1 2 2 3 en de hoogte 4 .

d

Je moet als grondvlak van piramide O A C H driehoek A C H nemen. De bijbehorende hoogte is dan de gevraagde afstand h .
Dus 1 3 h 61 = 4 , dus h = 12 61 .

24

De inhoud van het blok is 24 ; de inhoud van een piramide is 1 3 1 2 2 3 4 = 4 , dus de gevraagde inhous id 24 4 4 = 8 .

25

Dat is de afstand van een punt in het vlak x + y + z = 9 , bijvoorbeeld ( 9,0,0 ) tot het vlak met vergelijking x + y + z = 3 , dus | 9 + 0 + 0 3 | 3 = 2 3 .