6.6  Binomiale kansexperimenten >
1
a

300

b

0,2 0,2 0,2 = 0,008

c

0,512 ; 0,384 ; 0,096

d

0,512   +   0,384   +   0,096   +   0,008   =   1

2
a

0,8   ·   0,8   ·   0,2   ·   0,2   ·   0,8   ·   0,8   ·   0,2   =   0,0033 , ook 0,0033 ; ( 7 3 ) = 35 mogelijkheden

b

  ( 7 3 ) 0,0033 = 0,115

c

Een bijbehorend rijtje is NNSSSSS, de kans op dit rijtje is: 0,2 2 0,8 5 . De kans op elk ander rijtje met twee keer N en vijf keer S is even groot.
Er zijn ( 7 2 ) rijtjes, dus de kans is: ( 7 2 ) 0,2 2 0,8 5 .

3
a

-

b

Ja, 7 0,2   = 1,4

c

( 7 6 ) 0,2 6 0,8 = 0,0003584

d

( 7 5 ) 0,2 2 0,8 5 = 0,275

e
4
a

zes of geen zes; 1 6 , 5 6 ; 10

b

jongen, meisje; 1 2 , 1 2 ; 15

c

goed, fout ; 1 3 , 2 3 ; 7

d

twee keer kop, minstens één munt; 1 4 , 3 4 ; 20

e

rood, niet rood ; 18 37 , 19 37 ; 20

f

baat, geen baat ; 0,9 , 0,1 ; 10

5

-

6
a

P ( S = 3 | p = 1 4 ; n = 10 ) = ( 10 3 ) ( 1 4 ) 3 ( 3 4 ) 7 0,25 .

b

P ( S = 6 | p = 1 2 ; n = 9 ) = ( 9 6 ) ( 1 2 ) 9 0,164

7
a

5 16

b

( 5 4 ) 0,7 4 0,3 1 = 0,36015

c

D en E ; het kogeltje valt gemiddeld 5 0,7 = 3,5 keer naar rechts.

8
a

0,7 5 0,1681 ; 5 0,7 4 0,3 0,3602

b

k

2

3

4

5

P ( S = k )

0,3087

0,1323

0,0284

0,0024

c
9
a

P ( S = 3 ) = ( 5 3 ) 0,45 3 0,55 2

b

P ( S = 3 ) = ( 12 3 ) 0,45 3 0,55 9

c

P ( S = k ) = ( n k ) 0,45 k 0,55 n k

10

0,2757 ; 0,0923

11
a

Als je er vanuit gaat dat de kans op een jongen 1 2 is, dan is de kans op dit gezin ( 1 2 ) 11 = 1 2048 . Klopt

b

( 11 5 ) ( 1 2 ) 11 0,226

12
a

Met de GR: P ( S = 2 | p = 2 3 ; n = 3 ) = 0,444

b

( 10 2 ) ( 5 1 ) ( 11 3 ) 0,495

c

In het eerste gval

d

Nee ; ja

13
a

1 0,99 62 0,464

b

De kans dat het mis gaat is 1 0,999 62 0,060 , ik vind die nogal groot.

14
a

Noem die kans p . De uitkomst 18 heeft de grootste kans, dus 20 p = 18 of nog iets meer), dus p = 0,9 of iets meer.

b

( 20 17 ) 0,9 17 0,1 3 0,1901 , klopt aardig!

c

0,28   +   0,27   +   0,13   =   0,68

15
a

2 ; 6 ; 4 ' 8 ;
ja, dit is steeds 10 keer de kans op één succes.

b

Die bij 0,2 en 0,8 zijn elkaars spiegelbeeld; en ook die bij 0,4 en 0,6 zijn elkaars spiegelbeeld.
Ballen trekken uit een bak met 2 witte en 8 zwarte ballen, waarbij wit succes is, geeft hetzelfde kanshistogram als ballen trekken uit een bak met 8 witte en 2 zwarte ballen (ook wit succes!), maar dan gespiegeld.

c

0,5