6.10  Extra opgaven
Normale verdeling
1
a

X is aantal goedgekeurde jongens, dan P ( 160 < X < 200 | μ = 182 ; σ = 9 ) = 0,97 , dus 0,03 95.000 = 2850 afgekeurd.

b

P ( 160 < X < 175 | μ = 182 ; σ = 9 ) = 0,2111 , dus 0,2111 95.000 = 20.054 Small;
P ( 175 < X < 185 | μ = 182 ; σ = 9 ) = 0,4122 , dus 0,4122 95.000 = 39.160 Medium;
P ( 175 < X < 200 | μ = 182 ; σ = 9 ) = 0,3467 , dus 0,3467 95.000 = 32.936 Large

c

Noem de gevraagde lengte x cm. Het deel goedgekeurden moet 90.000 95.000 = 0,9474 zijn. Dus P ( x < X < 200 | μ = 182 ; σ = 9 ) = 0,9474 . Dus P ( x < X | μ = 182 ; σ = 9 ) = 0,9474 + P ( X > 200 | μ = 182 ; σ = 9 ) = 0,9474 + 0,0228 = 0,9702
Dus met de GR zoeken we het getal x zó, dat P ( x < X | μ = 182 ; σ = 9 ) = 1 0,9702 0,03 . Je vindt: x = 165,1 .

2

Het gevraagde IQ noemen we x , dan P ( X > x | μ = 115 ; σ = 13 ) = 0,15 , dus P ( X < x | μ = 115 ; σ = 13 ) = 0,85 .
Met de GR vind je: x = 128,5 .

3

Noem de gevraagde standaardafwijking x , dan P ( 145 < X < 155 | μ = 150 ; σ = x ) = 0,9 .
Dus P ( X < 155 | μ = 150 ; σ = x ) = 0,95 .
We bepalen x met standaardiseren.
De z -waarde bij 0,95 is: 1,64 , dus 155 150 x = 1,64 x = 5 1,64 = 3,05 .
Hij accepteert een standaardafwijking van 3,05 of minder.

4

De standaardafwijking noemen we x . Er geldt: P ( X < 1 | μ = 1,03 ; σ = x ) = 0,028 .
We berekenen x met standaardiseren.
De z -waarde bij 0,028 is 1,90 , dus 1,90 = 1 1,03 x x = 0,03 1,90 = 0,0157 .

5

We bepalen de z -waarden bij 20 , 40 , 60 en 80 %.
Die zijn: 0,84 ; 0,25 ; 0,25 en 0,84 .
Het gewicht bij 0,25 noemen x en dat bij 0,84 noemen we y , dan x 80 15 = 0,25 x = 80 + 0,25 15 = 83 en y 80 15 = 0,84 y = 80 + 0,84 15 = 92,6 .
De andere grenzen zijn: 67,4 en 77 .

6

Van de eerste soort is bruikbaar:
P ( 3,6 X 4,4 | μ = 4 ; σ = 0,2 ) = 1 2 P ( X 3,6 | μ = 4 ; σ = 0,2 ) = 0,9545 , dus 95,45 stuks kosten 15 euro, dat is 1500 95,45 = 15,7 cent per stuk.
Van de tweede soort is bruikbaar:
P ( 3,6 X 4,4 | μ = 4 ; σ = 0,2 ) = 1 2 P ( X 3,6 | μ = 4 ; σ = 0,3 ) = 0,8176 , dus 81,76 stuks kosten 13 euro, dat is 1300 81,76 = 15,9 cent per stuk.
De eerste aanbieding is aantrekkelijker.

7
a

P ( X 36 | μ = 33 ; σ = 2,7 ) = 1 P ( X 36 | μ = 33 ; σ = 2,7 ) = 0,133 , dus 13,3 %

b

De SD noemen we x , dan P ( X 51,5 | μ = 45 ; σ = x ) = 0,001 .
De z -waarde bij 0,999 is 3,1 , dus 51,5 45 x = 3,1 x = 6,5 3,1 = 2,1 .

c

De maximale levensduur met gewoon dieet noemen we m , dan
m 33 2,7 = 3,1 m = 33 + 2,7 3,1 = 41,4 maanden.
P ( X 41,4 | μ = 45 ; σ = 2,1 ) = 1 P ( X 41,4 | μ = 45 ; σ = 2,1 ) = 0,96 , dus percentage is 96 %.

8
a

P ( X 2500 | μ = 2540 ; σ = 80 ) = 0,3085

b

0,3085 5 = 0,0028

c

Als de leverancier gelijk heeft, is het zeer uitzonderlijk dat alle vijf de zakken minder dan 2500 gram bevatten (nl. een kwart procent). Dus geloof ik de leverencier niet.

9

Neem aan dat de gemiddelde weekomzet x is, dan: P ( X 40.000 | μ = x ; σ = 6515 ) = 0,6 . De z -waarde bij 0,6 is: 0,2533 , dus x 40.000 6515 = 0,2533 x = 6515 + 0,2533 6515 = 41.651 .

Binomiale verdeling en meer
10
a

Hoofdletters hebben op de derde positie een 0, kleine letters hebben daar een 1.

b

2 7 = 128

c

2 5 = 32 ; 128 32 = 96

d

De meeste rechte nul wordt één, de eventuele enen die na deze nul komen, worden nullen.

11
a

CODE wordt ,D.0

b

Ja, de Z ( 90 )

c

WIL

d

getal PLUS  90 Deel door  2 nieuw getal

12
a

2 5 = 32

b

-

c

E(00101)

d

H(01000) , Q(10001)

13
a

b

De kans dat er in een week minstens 60 % jongens geboren worden is in het grote ziekenhuis:
P ( X 30 | n = 50 ; p = 1 2 ) = 1 P ( X 29 | n = 50 ; p = 1 2 ) = 0,1013 , dus de verwachtingswaarde = 52 0,1013 = 5,27 weken.
In het kleine ziekenhuis is de kans;
P ( X 12 | n = 20 ; p = 1 2 ) = 1 P ( X 11 | n = 20 ; p = 1 2 ) = = 0,2517 , dus de verwachtingswaarde = 52 0,2517 = 13,09 weken.

14

-

15
a

Ja: er zijn 8 7 = 56 mogelijkheden.

b

Nee. Het is niet zo dat er een aantal plaatsen is die elk onafhankelijk van elkaar in twee toestanden kunnen verkeren.

c

56 + 8 + 8 = 72

16
a

( 20 14 ) 0,7 14 0,3 6 = 0,1916

b

P ( 11 X 15 | n = 20 ; p = 0,7 )
= P ( X 15 | n = 20 ; p = 0,7 ) P ( X 10 | n = 20 ; p = 0,7 ) = 0,7145

17
a

( 12 3 ) = 220

b

220

c

( 8 3 ) ( 4 0 ) , ( 8 2 ) ( 4 1 ) , ( 8 1 ) ( 4 2 ) en ( 8 0 ) ( 4 3 ) zijn achtereenvolgens het aantal mogelijkheden om: drie mannen en géén vrouw, twee mannen en één vrouw, één man en twee vrouwen en géén man en drie vrouwen te kiezen.

d

( 8 1 ) ( 4 2 ) ( 8 3 ) = 48 220 = 12 55

18

P ( X < 5 | n = 50 ; p = 0,1 ) = P ( X 4 | n = 50 ; p = 0,1 ) = 0,4312

19

0 = ZZZWW ; 1 = ZZWZW ; 2 = ZZWWZ ; 3 = ZWZZW ; 4 = ZWZWZ ; 5 = ZWWZZ ; 6 = WZZZW ;
7 = WZZWZ ; 8 = WZWZZ ; 9 = WWZZZ

20
a

11 ! = 39916800

b

10 ! = 3628800

c

5 10 ! = 18144000

21
a

Neem bijvoorbeeld 50 reisdagen = 100 enkele reizen. Daarvan zouden er ongeveer 20 te laat moeten vertrekken.

b

De kans om op tijd vertrekken en de goede reisduur te hebben is: 0,8 0,95 = 0,76 , dus de kans op vertraging is 1 0,76 = 0,24 .

c

0 dagen vertraging: 0,76 4 = 0,3336
1 dag vertraging: ( 4 1 ) 0,24 0,76 3 = 0,4214
2 dagen vertraging: ( 4 2 ) 0,24 2 0,76 2 = 0,1996
3 dagen vertraging: ( 4 3 ) 0,24 3 0,76 = 0,0420
4 dagen vertraging: 0,24 4 = 0,0033

d

0,3336 0 + 0,4214 1 + 0,1996 2 + 0,0420 3 + 0,0033 4 = 0,96

e

40 0,96 = 38,4

22
a

( 52 13 ) 635 miljard

b

4 ( 13 4 ) ( 13 3 ) 3 66,9 mijard

c

66,9 635 10,5 %

d

Voor elk van de vier kaarten geldt: hij zit O of W, dus 2 4 = 16 mogelijkheden

e

( 4 2 ) = 6

23
a

Er zijn 16 kinderen uit een gezin van meer dan twee kinderen, dus de kans is 16 29 15 28 = 0,2956 .

b

De kans dat een leerling uit een gezin met hoogstens drie kinderen komt is 21 29 .
De gevraagde kans is: P ( X > 50 | n = 100 ; p = 21 29 ) 1,000 .

c

1 4 29 + 2 9 29 + 3 8 29 + 4 5 29 + 5 2 29 + 6 1 29 = 82 29 2,83

24
a

Voordeel: als het bloed in orde is, ben je met 1 test voor 10 personen klaar. Nadeel: als het bloed van 1 persoon niet in orde is, weet je nog niet wie dat is en moeten 10 personen een tweede test ondergaan.

b

0,95 10 = 0,60

c

0,60 1 + 0,40 11 = 5

d

Nieuwe systeem kost per 10 mensen: 5 25 = 125 euro; het is dus goedkoper.

25
a

0,96 4 = 0,85

b

( 4 2 ) 0,96 2 0,04 2 = 0,0088

c

( 4 0 ) 0,96 4 144 + ( 4 1 ) 0,96 3 0,04 140 + ( 4 2 ) 0,96 2 0,04 2 136 + + ( 4 3 ) 0,96 0,04 3 132 + ( 4 4 ) 0,04 4 128 = 143,37 euro

26
a
b

1 2 1 3 1 4 = 1 24

c

3 4 1 3 = 1 4

d

totale bedrag

0

10

20

50

60

60

kans

1 4

1 6

1 12

1 12

1 6

1 4

e

0 1 4 + 10 1 6 + 20 1 12 + 50 1 12 + 60 1 6 + 70 1 4 = 35 euro

27
a

0,8 5 0,33

b

1 0,33 = 0,67

28
a

0,001 1000 + 0,002 100 + 0,003 25 = 1,275

b

Dan moet één van de twee loten het lot van 1000 euro zijn. De kans daarop is 0,002 .

c

De kans op geen prijs is: 994 1000 993 999 992 998 991 997 , dus de kans op minstens één prijs is: 1 994 1000 993 999 992 998 991 997 0,02382 .

29
a

( 5 6 ) 4 = 0,4823

b

( 35 36 ) 24 = 0,5036