9.2  Vergelijkingen van lijnen >
Oude koeien
1
  • y = 1 2 x + 4

  • y = 1 6 x + 2 2 3

  • y = 3

  • x = 2

2
a

( 1 m )

b

Bijvoorbeeld: ( x y ) = ( 0 q ) + t ( 1 m ) .

c

De verticale richting.

3
a

y = 2 3 x 4

b

Als ( 0,0 ) aan de vergelijking a x + b y + c = 0 voldoet, vind je: c = 0 .

c

Horizontaal als a = 0 en verticaal als b = 0 .

d

b = 0

De rol van a en b in a x + b y + c = 0
4
a

De lijn door O loodrecht op n .

b

2 x + 5 y = 0

c

Dan zou 0 = 8 .

d

Lijn a x + b y = c is evenwijdig met de lijn met vergelijking a x + b y = 0 .
Dit laatste betekent dat ( a b ) en O X loodrecht op elkaar staan.

5
a

3 x y = 5 ; x + 5 y = 25

b

5 x 6 y = 16

c

5 x 6 y + 14 1 2 = 0

d

2 x + 3 y + 4 = 0

6
a

Evenwijdig aan de x -as; evenwijdig aan de y -as.

b

Als a = 0 en b = 0 , krijg je geen lijn;
als c = 0 voldoet elk punt aan de vergelijking;
als c 0 , voldoet geen enkel punt aan de vergelijking.

c

Dan krijg je een lijn door de oorsprong.

7
a

Dan moeten ( 2 3 ) en ( 4 a ) veelvouden van elkaar zijn, dus a = 6 .

b

a = 6 en b = 20

Het snijpunt van twee lijnen
8
a

y = - 2 5 x + 2 4 5

b

P ( 0,2 4 5 )

c

B is de projectie van A op de x -as en Q de projectie van P , dan zijn de driehoeken A B P en P Q P gelijkvormig.
A B : B P = P Q : Q P dus 4 : 10 = P Q : 7 , dus P Q = 2 4 5 .

d

( 3,0 ) en ( 0,4 )

e

Voor elke p en q krijg je een lineaire vergelijking in x en y . Voor elke p en q voldoet het punt A aan de vergelijking, want je krijgt: p 0 + q 0 = 0 .

f

Dan 10 p 4 q = 0 , dus bijvoorbeeld p = 2 en q = 5 .

g

-

9
a

Het centrum van de waaier ( a , b ) voldoet aan beide vergeliljkingen, dus ook aan p ( 2 x 3 y 10 ) + q ( 3 x 8 y 8 ) = 0 , want als je ( a , b ) invult, krijg je p 0 + q 0 = 0 .
Verder krijg je alle mogelijke lijnen door ( a , b ) .

b

-

c

p = 8 en q = 3 (bijvoorbeeld), dan: 7 x 56 = 0 , dus x = 8 .

10
a

De straal door ( 4,0 ) en ( 0,3 ) heeft vergelijking 3 x + 4 y 12 = 0 en de straal door ( 10,0 ) en ( 0,5 ) heeft vergelijking x + 2 y 10 = 0 .
3 x + 4 y 12 2 ( x + 2 y 10 ) = 0 geeft x = 8 . Dit invullen in een van de vergelijkingen geeft: y = 9 , dus C = ( 8,9 ) .

b

p ( 3 x + 4 y 12 ) + q ( x + 2 y 10 ) = 0 of simpeler: p ( x + 8 ) + q ( y 9 ) = 0 (of nog anders).

c

We bepalen de straal door ( 0,7 ) met behulp van de waaier p ( x + 8 ) + q ( y 9 ) = 0 :
p ( 0 + 8 ) + q ( 7 9 ) = 0 8 p + q 2 = 0 , dus neem bijvoorbeeld: p = 1 , dan q = 4 , je vindt de straal die je moet hebben is: x + 8 + 4 ( y 9 ) = 0 . Deze snijdt de x -as in het gevraagde punt ( 28,0 ) .

11

snijpunt ( 2,4 ) ; snijpunt ( 2,4 ) ; snijpunt ( 0,3 ) ; de lijnen k en m vallen samen; de lijnen k en m zijn evenwijdig.

Van pv of vv naar vergelijking en omgekeerd
12
a

Er zijn veel mogelijkheden, bijvoorbeeld:

p : ( x y ) = ( 2 4 ) + t ( 4 3 )

q : ( x y ) = ( 3 0 ) + t ( 5 4 )

r : ( x y ) = t ( 4 3 )

s : ( x y ) = ( 3 0 ) + t ( 0 1 )

b

p : x 4 y + 15 = 0

q : x + 4 y 8 = 0

r : x + 3 y 10 = 0

s : x = 4

c

(1) x = 1 2 t en (2) y = 2 + 3 t .
Uit (1) volgt: t = 1 2 1 2 x . Dit invullen in (2) geeft: y = 2 + 3 ( 1 2 1 2 x ) .
Dit laatste kun je herschrijven tot 3 x + 2 y = 1 .

d

t = x 4 invullen in y = t 2 + 1 geeft: y = ( x 4 ) 2 + 1 .
De figuur die hierbij hoort is een parabool.

Nog eens: het snijpunt van twee lijnen
13
a

Dan zou het snijpunt verkregen worden bij dezelfde waarde van de parameter t . Dat zou toeval zijn.

b

{ 2 2 s = 2 + t 1 + 3 s = 2 2 t { 4 2 s = t 1 + 3 s = 2 2 t { 4 2 s = t 1 + 3 s = 2 2 ( 4 2 s ) { s = 5 t = 6
Het snijpunt is dus: ( 8,14 )

c

3 ( 2 + t ) + 2 ( 2 2 t ) = 4 t = 6
Het snijpunt is dus: ( 8,14 ) .

14

( 2 1 2 , 1 ) ; ( 8,6 ) ; geen gemeenschappelijk punten ; k en m zijn dezelfde lijnen.

15

-