9.6  Het vermoeden van de intro >
1
a

1,8 4 cos ( 21 ° ) = 6,72

b

De oppervlakte is P Q A B cos ( ϕ ) = P Q A B , waarbij ϕ de hoek tussen P Q en A B is.

c

Omdat de hoek tussen de vectoren P Q en A B stomp is, is de oppervlakte P Q A B .

2

De oppervlakte van de oker rechthoek is a b , van de blauwe rechthoek a c en van de twee gekleurde rechthoeken samen: a ( b + c ) .

3

7 4 = 3 of 7 + 4 = 11

4
a

De rechthoeken hebben oppervlakte a 2 , 0 en p c , dus je krijgt: a 2 = p c .

b

De stelling van Pythagoras in driehoek A B C .