De eindpunten van de snelheidsvectoren liggen op een cirkel, zie de figuur hieronder links.
Je krijgt de gevraagde vectoren door bij de vectoren in de figuur links, vector 2 op te tellen; vector 5 is de nulvector, zie de figuur hieronder rechts.
Maximaal m/s, minimaal m/s.
Zie figuur.
Ja, tijdens de 5de seconde, zie figuur.
Ja, ja.
Richting . De snelheid is m/s.
sec
Ja, de duur van de heen- en terugreis is gelijk.
Ja, als de zwemmer midden op de rivier is, heeft hij meter in westelijke richting afgelegd en het takje ook. Op de terugweg komen ze elkaar ook weer tegen.
Nee, nee.
sec
Ja, de duur van de heen- en terugreis is gelijk.
Nee, op de heenweg heeft de kaaiman een ‘voorsprong’ op de zwemmer als die op het midden van de rivier komt. Op de terugweg is die voorsprong nog groter.
Ja
Boog ,
dus .
, dus de hoogte van is: .
De omtrek van het wiel, dus .
Het wiel slipt niet.
,
In de hoogste punten m/s, in de laagste m/s, in de punten op hoogte : m/s.
Elke vector vanuit met lengte m/s kan optreden als snelheidsvector ten gevolge van rotatie. Bij deze vectoren moet de vector die in de positieve -richting wijst met lengte m/s opgeteld worden. Je krijgt dus alle mogelijke vectoren met beginpunt en eindpunt op de cirkel die je krijgt door de eenheidscirkel naar rechts te schuiven; dus de eindpunten liggen op de cirkel met straal en middelpunt , zie figuur hieronder.
Net voordat op de grond komt, is de snelheidsvector bijna verticaal naar beneden gericht, net daarna bijna verticaal naar boven gericht.
Teken een cirkel met straal en middelpunt . Eén van de snijpunten met de lijn is het middelpunt van de rolcirkel , zie de figuur hieronder.