gaat in dezelfde tijd rond, dus twee keer zo snel (omdat de straal van de cirkel twee keer zo groot is) als de standaardcirkelbeweging, dus de snelheid is cm/s.
is het punt . Op het tijdstip van tekening is het contactpunt. is steeds het meest linker punt op de witte cirkel. is om over boog gedraaid, dus heeft de weg van naar afgelegd. Boog boog (symmetrie t.o.v. ) en boog boog , (bewegen zonder slippen), dus heeft keer boog afgelegd. Dus de snelheid is m/s.
De hoeken en zijn even groot (geen slippen). Als het meest linker punt op de witte cirkel is, dan is lijn evenwijdig met de -as, dus zijn de hoeken en even groot (z-hoeken).
Teken de raaklijn in aan de cirkel. Het spiegelbeeld van in is een punt van de limaçon.
ligt op de rolcirkel. Het middelpunt van die rolcirkel draait met snelheid
cm/s om .
De snelheidsvector die hier bij hoort is op in de richting van de positieve -as gericht met grootte cm/s.
draait in tegenwijzerrichting om het middelpunt van de rolcirkel, de snelheidsvector
die hier bij hoort is op in de richting van de negatieve
-as gericht, met grootte cm/s (want
draait keer zo snel om als de standaardcirkelbeweging).
De som van deze vectoren is de nulvector.
Het middelpunt van de rolcirkel beweegt om , de bijbehorende snelheidsvector is
vector 1 in de figuur.
draait in tegenwijzerrichting om het middelpunt van de rolcirkel : dit geeft vector 2.
De som van deze vectoren (die even lang zijn) maakt een hoek van met de -as.
De twee plaatjes combinerend zie je dat de som van de vectoren op en horizontaal is.
Teken de cirkel met straal en middelpunt . Eén van de snijpunten met de cirkel met middelpunt en straal is het middelpunt van de rolcirkel. 1 is de snelheidsvector waarmee beweegt. Deze staat loodrecht op en heeft dezelfde lengte als . 2 is de snelheidsvector waarmee om beweegt. Deze staat loodrecht op en is even lang als . De som van deze twee is de snelheidsvector 3 van .