1
a

Benzine: 7695 + 5 10.000 0,31 = 23.195 euro;
Elektrisch: 26490 + 5 10.000 0,26 = 39.490 euro

b

De kosten per km zijn 0,31 , dus bij x km zijn de kosten 0,31 k ; tel daar de aanschapkosten nog bij op. E = 0,26 k + 26490

c

Oplossen: 0,31 k + 7695 = 0,26 k + 26490 (met de GR of via 0,05 k = 18795 )
k = 375.900 km. 38 jaar; 15 jaar

d

20% verlaging kosten elektrisch: prijsverschil per km wordt 0,31 0,208 = 0,102 €; en bij 20% verhoging kosten benzine: prijsverschil per km wordt 0,372 0,26 = 0,112 €; dus meeste effect heeft het verhogen van de kosten voor benzine-auto's.

twee lineaire verbanden
2
a

-

b

Met de optie intersect van je GR: snijpunt ( 6,4 )

3
a

4 x 5 = ‐2 x 1 6 x = 4 x = 2 3
y = 4 2 3 5 = ‐2 1 3 , dus coördinaten snijpunt: ( 2 3 , ‐2 1 3 ) .

b

1 4 x + 7 = 1 2 x + 9 x + 28 = 2 x + 36 ‐8 = x
y = 1 4 ‐8 + 7 = 5 , dus coördinaten snijpunt: ( ‐8,5 ) .

c

1,3 x = ‐0,9 x 5 2,2 x = ‐5 x = ‐5 2,2 = ‐2 3 11
y = 1,3 ‐2 3 11 = ‐2 21 22 , dus coördinaten snijpunt: ( ‐2 3 11 , ‐2 21 22 ) .

d

x + 5 8 x = 10 1 5 8 x = 10 x = 6 2 13
y = 10 6 2 13 = 3 11 13 , dus coördinaten snijpunt: ( 6 2 13 ,3 11 13 ) .

formules opstellen
4
a

In 14 6 = 8  minuten stijgt Anneke 990 750 = 240  m. Dus per minuut stijgt Anneke 240 8 = 30  m. richtingscoëfficiënt = 30

b

Op hoogte 750 6 30 = 570  m.

c

h = 30 t + 570

d

1800 = 30 t + 570 1230 = 30 t 41 = t
Dus 41  minuten zit Anneke in de kabelbaan.

5
a

Aflossing per jaar is 100.000 40 = 2500 .
Schuld na het zesde jaar is dan nog 100.000 6 2500 = 85.000  euro.

b

100.000 27 2500 = 32.500  euro

c

100.000 2500 x  euro

6
a

P = 1 1 2 t + 11

b

In 5  weken stijgt P 15  kg; per week dus 3  kg; P = 3 t + 25

7
a

Δ y Δ x = 3 5 7 5 = 8 12 = 2 3

b

Neem bijv. punt ( 7,3 ) ; y = 2 3 x + b 3 = 2 3 7 + b b = 1 2 3 y = 2 3 x 1 2 3 .

c

Vergelijken met de hoogte van het snijpunt met de y -as: klopt.

8
a

De uitgeademde lucht heeft altijd dezelfde temperatuur.

b

De uitgeademde lucht heeft een lagere temperatuur dan de buitenlucht.

c

Eend: U = 0,42 I + 22,6 ; mus: U = 0,54 I + 15,6 ; mens: U = 34 ;
winterkoninkje: U = 0,7 I + 8,7 ; buidelrat: U = 1,2 I 9,2

9
a

In 11  jaar tijd daalt de oplage van de Libelle met 230  duizend, dus per jaar een daling van 20,9  duizend; L = 650 20,9 t

In 11  jaar tijd daalt de oplage van de Margriet met 190  duizend, dus per jaar een daling van 17,3  duizend; M = 430 17,3 t

In 11  jaar tijd daalt de oplage van de Viva met 70  duizend, dus per jaar een daling van 6,4  duizend; V = 150 6,4 t

b

0 = 650 20,9 t 20,9 t = 650 t = 31 , dus in het jaar 2031.

c

De richtingscoëfficiënten verschillen weinig.

d

De oplage van Magriet is ongeveer 3  keer zo groot als de oplage van Viva, want 450.000 150.000 360.000 120.000 260.000 90.000 .
Tussen Libelle en Viva wordt de verhouding steeds groter, want
660.000 150.000 < 560.000 120.000 < 440.000 90.000 .

e

L + M + V = 650 20,9 t + 430 17,3 t + 150 6,4 t = 1230 44,6 t

10
a

v = 1000 B = 86 en dat is 100 % ;
Vaste vergoeding van 52  euro is dan 52 86 100 % = 60,5 % .

b

Het percentage wordt kleiner. Als het verbruik v toeneemt, dan wordt B groter. Het vastrecht blijft gelijk, dus de breuk 52 B wordt kleiner, dus het percentage wordt kleiner.

c

Dan totale bedrag B = 104 104 = 0,034 v + 52 52 = 0,034 v v 1529  kWh

d

Het pijltje staat ongeveer bij 40 % , dus 52  € is 40 % van B
B = 100 40 52 = 130 v = 130 52 0,034 = 2294  kWh.

Trendlijnen
11
a

Aflezen op de trendlijn: van 16,5 naar 2,5 is 19  cm stijging

b

1996 (afwijking 10 cm)

c

In 1900 16,5  cm en in 2000 2,5  cm, dus rc = 0,19 ; Z = 0,19 t 16,5 ;
t = 150 invullen: Z = 12  cm; bandbreedte ± 8  cm

d

Z = 0,19 ( j 1900 ) 16,5 = 0,19 j 377,5

12
a
b

Bijvoorbeeld: Z = 0,32 t 7 (kan veel verschillen).

c

-

d

t = 78 invullen geeft Z 18  cm, dus dat is aardig wat meer.

13
a

Vanaf 1970 lijkt er een trendbreuk te zijn: de temperatuur nam eerst maar langzaam toe en dan ineens veel sneller.

b

In 1980 is volgens de kromme de temperatuur 9,5 ° C en in 2017 10,9 ° C ;
dus a = 1,4 37 0,0378 en b = 9,5 ;
Voorspelling: T = 0,0378 ( 2050 1980 ) + 9,5 12,1 ° C

c

In het begin van de vorige eeuw: rc = Δ T Δ j = 9,2 8,95 1970 1910 0,004 ; In de laatste jaren was de richtingscoëfficiënt 0,0378 , dus dat is (ongeveer) 9 keer zo groot.

14
a

Aflezen: in 1976 5100 kWh en in 2015 11000 kWh, dus
de gemiddelde toename is Δ y Δ x = 11000 5100 2015 1976 = 5900 39 151 kWh per jaar

b

Aantal inwoners in 1976: 5100 370 13,78 miljoen; in 2015: 11000 650 16,92 miljoen;
16,92 13,78 13,78 100 % 22,8 %

c

rc = 708 650 7 = 8,29 , dus per jaar neemt het verbruik hiermee af; het verbruik moet nog 650 370 = 280 dalen, dus dat duurt 280 8,25 33,8 jaar;
Dat is dus in 2048 (of 2049).

Lineaire verbanden van de vorm ax + by = c
15
a

Zetmeel: 300 x + 600 y  gram; eiwit: 60 x + 80 y  gram

b

Zetmeel: 300 x + 600 y = 2100 ; delen door 300 geeft x + 2 y = 7 ;
Eiwit: 60 x + 80 y = 360 ; delen door 20 geeft 3 x + 4 y = 18

c
d

Zetmeel: y = 1 2 x + 3 1 2 ; eiwit: y = 3 4 x + 4 1 2 ;
Gelijkstellen: 1 2 x + 3 1 2 = 3 4 x + 4 1 2 2 x + 14 = 3 x + 18 x = 4 en y = 1 1 2 ;
Dus: 4  kg hooi en 1,5  kg biks.

e

3 ( 7 2 y ) + 4 y = 18 21 6 y + 4 y = 18 21 2 y = 18 3 = 2 y y = 1 1 2 en x = 4

16
a

2 ( 3 x 2 ) + x = 10 6 x 4 + x = 10 7 x = 14 x = 2
y = 3 2 2 = 4 ; snijpunt ( 2,4 )

b

2 x + 4 y = 11 2 x = 11 4 y 4 x = 22 8 y
4 + 5 y = 22 8 y 13 y = 26 y = 2
4 x = 22 8 2 = 6 x = 1 1 2 ; snijpunt ( 1 1 2 ,2 )

c

5 x + 2 y = 20 5 x = 20 2 y 10 x = 40 + 4 y
1 2 = x 1 2 y 5 = 10 x 5 y 5 + 5 y = 10 x
4 y 40 = 5 + 5 y y = 45 10 x = 4 45 40 = 220 x = 22 ; snijpunt ( 22, 45 )

d

2 x + 2 y = 3 2 x = 3 3 y 6 x = 6 9 y
6 x y = 1 6 x = 1 + y
6 9 y = 1 + y 5 = 10 y 1 2 = y
6 x 1 2 = 1 6 x = 1 1 2 x = 1 4 ; snijpunt ( 1 4 , 1 2 )

e

2 x 5 y = 7 2 x = 7 + 5 y
2 x + 13 y = 1 13 y = 1 + 2 x 13 y 1 = 2 x
7 + 5 y = 13 y 1 8 = 8 y 1 = y
2 x = 7 + 5 1 = 12 x = 6 ; snijpunt ( 6,1 )

f

3 x 2 y = 16 3 x = 16 + 2 y 6 x = 32 + 4 y
2 x + y = 6 2 x = 6 y 6 x = 18 3 y
32 + 4 y = 18 3 y 14 = 7 y 2 = y 6 x = 32 + 4 2 = 24 x = 4
Snijpunt ( 4,‐2 )

17

Koppen: 3 r + 4 g = 111 ; staarten: 2 r + 3 g = 79 ;
17 rode en 15 groene draken

18

Stelsel: { 5 x + 8 y = 16,50 4 x + 2 y = 7,70
5 x + 8 y = 16,50 20 x = 66 32 y en
4 x + 2 y = 7,70 20 x = 38,50 10 y , dus
66 32 y = 38,50 10 y 27,50 = 22 y 1,25 = y
Een fles sinas kost 1,25  euro en een fles cola kost 66 32 1,25 20 = 1,30  euro.
10 cola en 7 sinas kosten dus 21,75 euro.