Evenredigheden
1
a

600 8 3 = 225  gram bloem ; 600 8 5 = 375  gram melk

b

100 n 8 3 = 37,5 n  gram bloem ; 100 n 8 5 = 62,5 n  gram melk

c
d

m = 5 3 360 = 600 ; b = 3 5 360 = 216

e

m = 5 3 b ( 1,67 b )

2
a

P = π d (want d = 2 r )

b
c

2 euro en 2 ct:
Diameters: 25,75 18,75 1,3733... ; omtrekken: 80,90 58,90 1,3735.. (dus bijna gelijk)
1 euro en 5 ct:
Diameters: 23,25 21,25 1,0941... ; omtrekken: 73,04 66,76 1,0940.. (dus bijna gelijk)

d

De omtrekken zijn afgerond op 2 decimalen; als de onafgeronde waarden waren gebruikt, dan was er wél hetzelfde uitgekomen.

3
a

De omtrek van de aarde is 2 π r = 40.000  (km). De omtrek van het touw in de nieuwe situatie is ( r + x ) = 2 π r + 2 π x = 40.000 + 2 π x ; Dus 2 π x moet 1  meter worden x = 1 2 π 0159  meter, ofwel 15,9  cm.

b

Of je in de vorige vraag voor 2 π r een andere waarde neemt (de omtrek van de munt), maakt niet uit. Ook nu geldt 2 π x = 1 , dus ook hier is de afstand 15,9  cm.

4
a

V = 1,67 G ; de evenredigheidsconstante is 1,67

b

V = π r 2 ; V = π ( 1 2 d ) 2 = 1 4 π d 2

c

1 cent: V = 1 4 π 16,25 2 1,67 346,35  mm3;
2 cent: V = 1 4 π 18,75 2 1,67 461,11  mm3;
5 cent: V = 1 4 π 21,25 2 1,67 592,28  mm3

d

Als W = c V dan c = W V , telkens uitrekenen:
1 cent: c = 2,30 346,35 = 0,006640... ;
1 cent: c = 3,06 461,11 = 0,006636... ;
1 cent: c = 3,92 592,28 = 0,006618... ;
De waarde van c is inderdaad (ongeveer) gelijk, dus er is een evenredig verband; c 0,0066

e

Bereken weer telkens c = W V :
10 : c = 4,10 591,26 = 0,006934... ;
20 : c = 5,74 832,08 = 0,006898... ;
50 : c = 7,80 1099,23 = 0,007095... ;
De waarden van c verschillen te veel, dus geen evenredig verband. Verklaring: de dikte van de munten zijn verschillend.

5
a

V = r 3 , O = 6 r 2

b

V = r 3 216 V 2 = 216 ( r 3 ) 2 = 216 r 6 ;
O = 6 r 2 O 3 = ( 6 r 2 ) 3 = 6 3 ( r 2 ) 3 = 216 r 6 , dus ze zijn gelijk

c

Dan O 3 = 216 5 2 = 5400 , dus O = 5400 3 17,544
Of: r = 5 3 en O = 6 5 3 2 = 17,544

d

O 3 = 216 V 2 O = ( 216 V 2 ) 1 3 = 216 1 3 ( V 2 ) 1 3 = 6 V 2 3

6
a

Voor iemand die 80 kg weegt, krijg je: H = 11,2 80 2 3 207,9

b

Beide kanten tot de derde macht nemen geeft:
H 3 = 11,2 3 G 2 . Vervolgens deel je beide kanten door 11,2 3 .

c

G = 0,0007 H 3 0,027 H 3

7
a

T = 0,2 ( 149,5 ) 1 1 2 365,5978759 ;
Dit klopt aardig met de werkelijke omlooptijd van 365,25 dagen

b

T = 0,2 ( 1427 ) 1 1 2 10781,2 dagen 29,52 jaar

c

0,2 2 = 0,04

Omgekeerd evenredig
8
a

-

b

Van de hoge koker: inhoud = 30 5 2 = 750  cm3;
van de lage koker: inhoud = 20 7,5 2 = 1125  cm3;
dus de lage koker heeft de grootste inhoud

c

Het verschil is 1125 750 = 375  cm3; De factor is 1125 750 = 1,5 ; dat lijkt niet zo in de figuur.

d

Hoge koker: 600 + 2 5 2 = 650  cm2; Lage koker: 600 + 2 7,5 2 = 712,5  cm2;
De verhouding is 712,5 650 = 1,1875

9
a

Dan wordt de bodem G groter; Dan wordt de hoogte h groter.

b
c

De oppervlakte wordt dan twee keer zo groot.

d

Hyperbool

e

Nee, het is een horizontale asymptoot.

f

Nee, het is een verticale asymptoot.

10
a
b

Breedte bodem en oppervlakte opstaande rechthoek zijn omgekeerd evenredig; breedte bodem = 400 opp . opstaande rechthoek

c

G = x 2 , dus h = 400 G = 400 x 2

d

A = x 400 x 2 = 400 x x 2 = 400 x

e

De totale oppervlakte is gelijk aan 2 G plus 4 A , dus T = 2 G + 4 A = 2 x 2 + 4 400 x 2 = 2 x 2 + 1600 x

f

Optie 'minimum' geeft x 7,36806295... , dus x 7,37  cm; hoogte h = 400 x 2 7,368... , dus het doosje is dan een kubus!

Evenredigheden herkennen in een tabel
11
  • A: exponentieel verband, y = 1,6 2,5 x

  • B: omgekeerd evenredig verband, y = 15 x

  • C: lineair verband, y = 2 x + 25

  • D: evenredig verband, y = 4 5 x

  • E: omgekeerd evenredig verband, y = 9 x

  • F: lineair verband, y = 1,5 x + 7

  • G: exponentieel verband, y = 24 1,5 x

  • H: omgekeerd evenredig verband, y = 12 x y = ( 12 x ) 2 = 144 x 2 , of y = 144 x 2

  • I: evenredig verband, 1 y = 1,5 x 2 y = 1 1,5 x 2 = 2 3 x 2

  • J: exponentieel verband, y 2 = 9 2 x y = ( 9 2 x ) 1 2 = 3 2 1 2 x

  • K: exponentieel verband, 1 y = 20 0,5 x y = 1 20 0,5 x = 0,05 2 x

  • L: evenredig verband, y 3 = 0,6 x 2 y = ( 0,6 x 2 ) 1 3 = 0,6 1 3 x 2 3 0,84 x 2 3