De verwantschap van normale verdelingen
1
a

-

b

Als de oppervlakte even groot blijft, moet steeds de breedte maal de hoogte gelijk zijn.

2

30 naar rechts en 1 2 5 keer zo breed.

3
a

500 naar rechts en 5 maal zo breed.

b

5 S heeft als gemiddelde 5000 en standaardafwijking 50 , 5 S 3500 heeft als gemiddelde 1500 en de standaardafwijking blijft 50
Ingevuld moet worden 5 en 3500 .

c

S = 1 5 L + 700

Uitzonderlijk
4
a

-

b

-

c

-

5
a

Noem die lengte x , dan x 180 7 = 2,86 , dus de lengte is 180 2,86 7 160 cm.

b

180 + 1 7 = 187 cm

c

180 cm

6

De jongen heeft z -waarde 196 178 7 2,57 , het meisje 186 168 6 = 3 : het meisje is het meest uitzonderlijk.

7
a

1035 1000 25 = 1,4

b

Y > a 1000 25

8
a

De kans op 1 < Z < 1 is ongeveer 68 %; de kans op 2 < Z < 2 is ongeveer 95 %

b

P ( 1 < X < 1 | μ = 0 ; σ = 1 ) = 0,682 68 %;
P ( 2 < X < 2 | μ = 0 ; σ = 1 ) = 0,954 95 %.

c

P ( 3 < X < 3 | μ = 0 ; σ = 1 ) = 0,9973 99,7 %
(Vaak wordt 99,8 % gebruikt, 0,1 % links en 0,1 % rechts van dit gebied.)

9

Tussen 222 2 σ = 194 en 222 + 2 σ = 250 euro

10

Bepaal met de GR achtereenvolgens de waarden van a met: P ( X < a | μ = 0 ; σ = 1 ) = 0,20 , P ( X < a | μ = 0 ; σ = 1 ) = 0,75 , P ( X < a | μ = 0 ; σ = 1 ) = 0,80 , P ( X < a | μ = 0 ; σ = 1 ) = 0,35 .
Je vindt: a = 0,84 , a = 0,67 , a = 0,84 en a = 0,39 .

11
a

Bepaal met de GR het getal a (de linkergrens) zó, dat P ( X < a | μ = 0 ; σ = 1 ) = 1 2 ( 1 0,40 ) = 0,30 . Je vindt: z = 0,52 ; de rechter grens is dan z = 0,52 .

b

Nee, je kunt het gekleurde gebied naar links en naar rechts schuiven, de grenzen liggen dus niet vast.

12
a

Bepaal met de GR het getal a zó, dat P ( X < a | 1 ; 0 ) a = 1 3 ; je vindt: a = 0,43 .
De grenzen zijn z = 0,43 en z = 0,43 .

b

Bepaal met de GR het getal a met P ( X < a | 0 ; 1 ) = 1 4 ; je vindt a = 0,67 .
De drie grenzen bij de verdeling in vier stukken zijn: z = 0,67 , z = 0 en
z = 0,67 .
Bepaal met de GR de getallen a met P ( X < a | 0 ; 1 ) = 1 5 en P ( X < a | 0 ; 1 ) = 2 5 ; je vindt a = 0,84 en a = 0,25 .
De vier grenzen bij de verdeling in vijf stukken zijn: z = 0,84 , z = 0,25 , z = 0,25 en z = 0,84 .

13
a

Met de GR: P ( X < 985 | 1000 ; 10 ) = 0,0668 , dus 7 %.

b

Dat kan op twee manieren.

  • Via standaardiseren.
    Bepaal met de GR het getal a zó, dat P ( X < a | 0 ; 1 ) = 0,02 . Je vindt: a = 2,05374 .
    Noem het gemiddelde waarop de machine ingesteld moet worden μ , dan 985 μ 10 = 2,05374 , dus μ = 985 + 10 2,05374 1005,5 gram.

  • Los de volgende vergelijking in x op met een tabel, grafiek of...
    P ( X < 985 | x ; 10 ) = 0,02 .

14
a

Bepaal met de GR het getal a zó, dat P ( X < a | 1 ; 0 ) = 0,28 .
Je vindt: a = 0,5828 , dat is de gevraagde z -waarde.

b

Het kan weer op twee manieren

  • Via standaardiseren.
    Noem de standaardafwijking σ , dan 62 54 σ = 0,5828 , dus σ = 62 54 0,5828 13,7 .

  • Los de volgende vergelijking in x op.
    P ( X < 54 | 62 ; x ) = 0,28 .

c

Bepaal met de GR het getal a zó, dat P ( X < a | 62 ; 13,7 ) = 0,8 .
Je vindt: a = 73,5 . Je moet dus minstens 74 punten halen.

15
a

P ( X 24, n = 40, p = 1 3 ) = 1 P ( X 23, n = 40, p = 1 3 ) 0,0005

b

E ( X ) = n p 13,3 en sd ( X ) = n p ( 1 p ) 2,98

c

Bepaal met de GR het getal a met P ( X < a | 0 ; 1 ) = 0,99 . Je vindt: a 2,3263 .

d

E ( X ) = n p = 1 3 n , sd ( X ) = n p ( 1 p ) = 2 9 n

e

Z = X μ σ = 0,6 n 1 3 n 2 9 n = 0,6 1 3 2 9 n n 0,5657 n

f

0,5657 n = 2,3263 , dus n = ( 2,3263 0,5657 ) 2 16,9 , dus n = 17 minimaal.

g

Als n = 17 , dan is minimaal 60 % minimaal 11 vragen. P ( X 11, n = 17, p = 1 3 ) = 1 P ( X 10, n = 17, p = 1 3 ) 0,008 en dat is minder dan 1 %.
Als n = 16 , dan is minimaal 60 % minimaal 10 vragen. P ( X 10, n = 16, p = 1 3 ) = 1 P ( X 9, n = 16, p = 1 3 ) 0,015 , en dat is meer dan 1 %.

16
a

P ( X > 110 | 96 ; 5 ) = 0,00255 , dus 0,3 %.

b

Met standaardiseren.
Bepaal met de GR het getal a met P ( X < a | 0 ; 1 ) = 0,2 . Je vindt: a 0,841... . Dus 77 80 σ = 0,841 , dus σ = 77 80 0,841 = 3,56 .
Het kan ook met een tabel, of een vergelijking op de GR met P ( X < 77 | 80 ; x ) = 0,2 .

c

Met standaardiseren.
8 op de 1000 auto's is 0,8 %; bepaal met de GR het getal a waarvoor P ( X < a | 0 ; 1 ) P ( X < a | 0 ; 1 ) . Je vindt: a = 2,408 , dit is de z -waarde van 105 , dus 105 μ 4 = 2,408 , dus μ = 105 4 2,408 95,4 .
Het kan ook met een tabel of vergelijking met P ( X > 105 | x ; 1 ) = 0,008 .

17
a
b

De z -waarde van de grens van het gekleurde gebied bij vrouwen is 190 μ 7 en bij mannen μ 190 7 , dus het tegengestelde. Vanwege symmetrie geldt voor de standaardnormale verdeling Z dat voor elk getal a de kans dat Z > a en de kans dat Z < a even groot zijn.

18
a

Tussen 5 en 10 procent is de gewichtstoename ongeveer 4 kilo, tussen 90 en 95 procent ruim 8 kilo.

b

Bijvoorbeeld: tussen 10 en 50 procent neemt de lengte toe met 5 cm.
Met de GR zoek je het getal a met P ( X < a | 0 ; 1 ) = 0,1 . Je vindt: a = 1,28 , dus 0 - 5 σ = 1,28 , dus σ 3,9 cm.

19
a
b

Het is duidelijk dat er meer jongens dan meisjes zijn met een IQ boven de 120 . Met een hoger IQ zal de kans op een prijs groot zijn.

c

Bij jongens is de kans op een IQ groter dan 128 : P ( X > 128 | 100 ; 16 ) = 0,0400 , dus bij 500 zijn er 500 0,0400 20 .
Bij meisjes is de kans op een IQ groter dan 128 : P ( X > 128 | 100 ; 14 ) = 0,0227 , dus bij 500 zijn er 500 0,0227 11 .

d

Dat zijn er 20 van de 31 , dat is 65 %.