9.5  Over continue verdelingen (2) >
Binomiaal ≈ normaal
1
a

Bij X en X N geldt: μ = n p = 4,5 en σ = n p ( 1 p ) = 1,5 .

b

P ( X = 3, n = 9, p = 1 2 ) 0,164

c

P ( 2,5 < X N < 3,5 | μ = 4,5 ; σ = 1,5 ) 0,161

d

P ( X = 5 ) P ( 4,5 X N 5,5 ) en P ( 4 X 7 ) P ( 3,5 X N 7,5 )

e

-

2
a

μ = n p = 3 en σ = n p ( 1 p ) 1,58

b

P ( Y = 2 ) = P ( X = 2, n = 18, p = 1 6 ) 0,230 ;
P ( 1,5 < X < 2,5 | μ = 3 ; σ = 1,58 ) 0,205 . Ze verschillen nogal.

c

μ = n p = 30 en σ = n p ( 1 p ) = 5 ;
P ( Y = 20 ) = P ( Y = 20, n = 180, p = 1 6 ) 0,0103 ;
P ( 19,5 < Y N < 20,5 | μ = 30 ; σ = 5 ) 0,0109 . Ze verschillen nauwelijks.

d

-

De som van normale verdelingen
3
a

Als je alle waarden van X met a vermeerderd, verschuift de verdelingskromme a naar rechts en wordt de verwachtingswaarde ook a groter.
Dan veranderen de onderlinge verschillen van de verdeling niet, dus de variantie blijft gelijk.

b

sd ( 2 X ) = Var ( 2 X ) = 4 Var ( X ) = 2 sd ( X ) .

4
a

E ( X ) = 100 . E ( Y ) = 200 , E ( X + Y ) = 300

b

Var ( X ) = 20 ( 1 2 ( 5 ) 2 + 1 2 ( 5 ) 2 ) = 500 ,
Var ( Y ) = 20 ( 1 2 ( 10 ) 2 + 1 2 ( 10 ) 2 ) = 2000 ,
dus Var ( X + Y ) = 2500 .

5
a

Spiegel de kromme bij X in de verticale lijn door 0 .

b

E ( T ) = 0,2 en sd ( T ) = 0,6

6
a

L is de som van twee normaal verdeelde stochasten, X en Y , die onafhankelijk zijn.

b

E ( L ) = E ( X ) + E ( Y ) = E ( X ) + E ( Y ) = 10 ; Var ( L ) = Var ( X ) + Var ( Y ) = Var ( X ) + ( 1 ) 2 Var ( Y ) = 7 2 + 6 2 = 85 , dus sd ( L ) = 7 2 + 6 2 = 85

7
a

Als we bijvoorbeeld twee spelers uit een basketbalteam kiezen.

b

Nee, zie antwoord c

c

E ( D ) = 2 180 = 360 en E ( S ) = 2 180 = 360 ;
sd ( D ) = 2 7 = 14 , sd ( S ) = 7 2 + 7 2 = 7 2 .

d

E ( G ) = 1 2 E ( X + Y ) = 180 en Var ( G ) = ( 1 2 ) 2 Var ( X + Y ) = 1 4 ( 7 2 + 7 2 ) = 1 2 7 2 . dus sd ( G ) = 7 2 .

e

Het gemiddelde is 180 en de standaardafwijking is 1 9 ( 7 2 + + 7 2 ) = 7 3 .

8
a

Een lekkerbekje weegt dus ongeveer 100 gram. Als het gewicht 480 gram is, kun je niet dichter bij 500 gram komen door een extra lekkerbekje erbij te doen. Bij suiker kun je wel vrij precies op 500 gram komen.

b

Dus het gewicht moet onder de 450 of boven de 550 gram zijn.
1 P ( 450 < X < 550 | μ = 500 ; σ = 15 ) 0,0009 .

c

Dus het moet gewicht onder de 1350 of boven de 1650 zijn.
Het gewicht van de drie pakken samen noemen we S , dan E ( S ) = 1500 en sd ( S ) = 15 3 .
1 P ( 1350 < X < 1650 | μ = 1500 ; σ = 15 3 ) 0,000... .

d

Bij onderdeel b zoek je meer dan 3,33 sd vanaf het gemiddelde, bij onderdeel c zoek je wel meer dan 5,77 sd vanaf het gemiddelde.
Gevoelsmatig: als je er drie bij elkaar neemt, middelen de gewichten elkaar uit.

9
a

X

2

1

0

1

2

kans

1 5

1 5

1 5

1 5

1 5

Dus E ( X ) = 0 en Var ( X ) = 1 5 ( 0 + 2 1 2 + 2 2 2 ) = 2 .

b

Dat elke waarde van X even vaak voorkomt.

c

Op grond van de centrale limietstelling

d

E ( T ) = 200 0 = 0 , Var ( T ) = 200 2 , dus sd ( T ) = 400 = 20 .
P ( X > 50,5 | μ = 0 ; σ = 20 ) 0,006 .

e

2,5 % links en 2,5 % rechts
De rechtergrens bepaal je met de GR. Zoek het getal a , zó, dat P ( X > a | 0 ; 20 ) = 0,025 . Je vindt: a = 39,199 , dus de rechter grens is 40 cent en de linker grens is dan 40 cent.

10
a

Alleen links: P ( X < 2100 | μ = 2500 ; σ = 450 ) = 0,187 .
Links en rechts heeft dus de kans ( 0,187 ) 2 0,035 .

b

E ( V ) = 0 en sd ( V ) = 2 450 = 636,4

c

P ( 20 < X < 20 | μ = 0 ; σ = 450 2 ) 0,025 .

11
a

P ( X = 2, n = 154, p = 0,05 ) 0,015

b

Bekijk een tabel of grafiek met P ( X = 2, n = 154, p = x ) = 0,1 ; je vindt p 0,034 .

c

Noem de gemiddelde pleegduur Y , dan E ( Y ) = 4,5 en sd ( Y ) = 1,8 100 = 0,18 . Dus P ( Y > 5 | μ = 4,5 ; σ = 0,18 ) 0,0027 .

12
a

Normaal verdeeld

b

M B < 0

c

E ( M B ) = 6,5 6,0 = 0,5 , sd ( M B ) = 0,2 2 + 0,2 2 = 0,2 2 ; de gevraagde kans is P ( X < 0 | μ = 0,5 ; σ = 0,2 2 ) 0,0385 .

13

V = Tijd lijn 9 Tijd lijn 5 is normaal verdeeld met E ( V ) = 5 en sd ( V ) = 3 2 + 4 2 = 5 .
Anne mist de aansluiting als V < 0 . De gevraagde kans is P ( X < 0 | μ = 5 ; σ = 5 ) 0,159 .

14

T = T 1 + T 2 + T 3 + T 4 is normaal verdeeld met E ( T ) = 12,4 + 3 10,8 = 44,8 en sd ( T ) = 0,6 2 + 3 0,4 2 = 0,84 .
De gevraagd kans is: P ( X < 44 | μ = 44,8 ; σ = 0,84 ) 0,191 .