De punten liggen op een halve cirkel met als middellijn de verbindingslijn van de twee punaises.
De punten liggen weer op een cirkelboog.
De punten , en liggen op de cirkel met middelpunt .
|
|
|
|
|
|
|
hoekensom |
|
uit 1, 2 en 3 |
Gegeven . Stel dat buiten de cirkel ligt. is het snijpunt van de cirkel met .
|
buitenhoek |
|
uit 1 |
|
uit a |
|
gegeven |
2, 3 en 4 zijn met elkaar in tegenspraak. Dus op cirkel.
Stel dat binnen de cirkel ligt.
is het snijpunt van de
cirkel met .
Dan vind je op dezelfde manier dat , wat
weer een tegenspraak oplevert. Dus op cirkel.
Uit opgave 68b volgt dat en op de cirkel met middelpunt en middellijn liggen.
We nemen aan dat het snijpunt van de cirkel met middellijn en cirkel met middellijn is.
|
op |
|
op |
|
uit 1 en 2 |
Uit 3 volgt dat op ligt.
De voetpunten van de loodlijnen heten ,
,
en
.
Te bewijzen: is een rechthoek.
Bewijs
|
gegeven |
|
gegeven |
|
parm |
|
rechthoek |
|
uit 3 en 4 |
|
als 5 |
|
parm |
|
ZHZ uit 5, 6 en 7 |
|
uit 8 |
|
als 9 |
|
uit 9 en 10 |
|
diagonalen rechthoek |
|
net zo |
|
uit 12 en 13 |
|
uit 14 en 11 |
(omgekeerde van Thales)
(de hele cirkel)
, , ,
, want driehoek APB is gelijkzijdig.
, is diagonaal van het vierkant gevormd door de vier verdeelpunten.
In driehoek is hoek
hoek van de regelmatige
zeshoek met de verdeelpunten als hoekpunt.
Dus
.
Verder is driehoek
gelijkbenig, zie figuur, dus
.
Dezelfde redenering:
hoek is hoek
van een regelmatige achthoek met de verdeelpunten als hoekpunt, dus
en
en .
Zie de figuur links aan het einde van de opgave.
|
|
|
buitenhoek |
|
uit 1 en 2 |
Zie de figuur in het midden aan het eind van de opgave.
Trek lijn door. Het snijpunt met de cirkel noemen we .
|
onderdeel a |
|
onderdeel a |
|
uit 1 en 2 |
Zie de figuur rechts aan het eind van de opgave.
Trek lijn door. Het snijpunt met de cirkel noemen we .
|
onderdeel a |
|
onderdeel a |
|
uit 1 en 2 |
Verbind
met . De
verbindingslijn snijdt de cirkel in punt .
Dan , want
(buitenhoek).
, dus
.
Net zo
Ze staan op even lange bogen.
Laat een driehoek zijn, waarbij op de cirkel met middellijn ligt. Volgens de stelling van de omtrekshoek geldt: .
Omdat geldt: (Z-hoeken). De bogen waarop deze hoeken staan zijn dus even groot.
Gegeven zie figuur.
|
hoekensom |
|
stelling |
|
omtrekshoek |
|
idem |
|
uit 1, 2 en 3 |
Dan is het ene deel en het andere deel , dus middellijn.
Gegeven zie figuur en .
|
|
|
staan op dezelfde boog |
|
idem |
Het gevraagde volgt uit 1, 2 en 3
Van driehoek is de omgeschreven cirkel getekend met middelpunt . Lijn is middelloodlijn van .
|
|
|
1 omtrekshoek |
|
idem |
Hoek
en hoek staan beide op boog ,
wel in verschillende cirkels, maar de cirkels hebben dezelfde
straal, dus die bogen zijn even groot. De hoeken zijn dan
ook even groot (stelling van de omtrekshoek).
Dus driehoek
is gelijkbenig en .
Dat zijn de punten op de omgeschreven cirkel van driehoek die aan dezelfde kant liggen van lijn als . (Uit de stelling van de omtrekshoek en zijn omgekeerde)
Gegeven zie figuur, lijn is raaklijn aan de cirkel, .
|
gelijkb. driehoek |
|
uit 1 en hoekensom |
|
raaklijn |
|
uit 2 en 3 |
Het snijpunt van de raaklijnen in en noemen we .
|
limietgeval |
|
idem |
|
stelling omtrekshoek |
|
uit hoekensom en 1, 2 en 3 |
Net zo bereken je dat de andere hoeken en
We gaan ervan uit dat , en .
|
op dezelfde boog |
|
gegeven |
|
op dezelfde boog |
|
gegeven |
Uit 2 en 4 volgt dat .
Net zo bereken je dat
en
Gegeven, zie figuur.
|
limietgeval |
|
Z-hoeken |
|
F-hoeken |
|
uit 2 en 3 |
|
stelling omtrekshoek |
|
uit 4, 5 en 1 |
Hoek en hoek zijn even groot, want ze staan op
dezelfde boog (stelling van de omtrekshoek).
Zo zijn ook hoek en hoek even groot.
De twee driehoeken hebben twee hoeken gelijk, dus zijn gelijkvormig (hh).
Hoeken en blijven op dezelfde boog staan.