Zie vorige opgave. In elk paar overstaande hoeken komt elk teken precies één keer voor en alle hoeken tezamen zijn (hoekensom vierhoek).
Omkering
Teken de omgeschreven cirkel van driehoek .
De cirkelboog “onder” lijn is
. De cirkelboog
“boven” lijn is dus
.
Omdat ligt
op die boog.
|
overstaande hoeken |
|
gestrekte hoek |
|
buitenhoek |
|
koordenvierhoek |
|
uit 4 |
Die heeft twee rechte hoeken namelijk de twee gelijke overstaande hoeken.
Dat is een rechthoek.
|
middelpunt |
|
uit 1 |
|
uit 2 |
|
omtrekshoek |
|
omtrekshoek |
|
omtrekshoek |
|
uit 1, 2 en 3 |
|
uit 4 |
De drie bogen waarop die hoeken staan zijn samen twee keer de cirkelomtrek.
De vier bogen waarop die hoeken staan zijn samen
drie keer de cirkelomtrek:
Zie de gekleurde hoeken in de figuur: volgt uit de stelling van de omtrekshoek (en het limietgeval).
en zijn de voetpunten van de hoogtelijnen uit en van driehoek . Verder is gegeven: .
|
gegeven |
|
uit 1, hoekensom vierhoek |
|
overstaande hoeken, |
|
gegeven |
|
uit 2 en 3 |
koordenvierhoek |
uit 4 |
Een vlieger is symmetrisch en heeft dus twee gelijke overstaande hoeken. Ook een parallellogram heeft twee gelijke overstaande hoeken.
Teken punten
,
en
zó, dat
en
teken de omgeschreven cirkel van driehoek
.
(Het gemakkelijkste is een rechthoekige driehoek te tekenen.)
De punten op de
cirkel op de 'lange' boog
zijn precies de punten met .
De punten op de cirkel op de 'korte' boog zijn precies de punten met .
|
omtrekshoek |
|
omtrekshoek |
|
buitenhoek |
|
uit 1, 2 en 3 |
|
buitenhoek |
|
omtrekshoek |
|
omtrekshoek |
|
|
|
uit 1, 2 en 3 |
Een boog krijgt lengte .
De tekening is een kwartslag gedraaid.
|
opgave 100 |
|
omtrekshoek |
|
uit 1, 2 en 3 |
|
opgave 100 |
|
opgave 100 |
|
omtrekshoek |
|
|
|
uit 1, 2 en 3 |
|
omtrekshoek |
|
|