Je bent in Neerlands hoofdstad en bewondert het paleis
op de Dam. Hoe breed zie je het gebouw? Richt je blik
eerst op de linkerkant en dan op de rechterkant. Dan
verander je je kijkrichting. De hoek waarover die verandert,
is de kijkhoek waaronder je het gebouw ziet.
Hoe groot de kijkhoek is, hangt natuurlijk af van de plek
waar je je bevindt.
Teken op het werkblad alle punten aan de kant van van lijn
waar je lijnstuk onder een hoek van
ziet; dat is de
iso-60 graden-hoeklijn.
Beschrijf je werkwijze.
De iso-hoeklijn van kunje tekenen door bijvoorbeeld een punt te zoeken waarvoor geldt: .
Teken de isohoeklijn aan de 'bovenkant' van lijn .
Beschrijf je werkwijze.
Om een isohoeklijn 'boven' lijnstuk te tekenen, kun je ook meteen op zoek gaan naar het middelpunt van de cirkelboog die je moet tekenen.
Hoe groot zijn de hoeken van driehoek bij de isohoeklijn van ?
Gegeven is een lijnstuk .
Gevraagd is de verzameling punten , zodat .
Je redeneert dan bijvoorbeeld zo.
De punten liggen op twee cirkelbogen die elkaars spiegelbeeld zijn in lijn ; noem een van de middelpunten: .
De middelpuntshoek is dan .
de hoeken en zijn even groot(gelijkbenige driehoek).
Deze hoeken zijn dus beide (uit hoekensom).
Nu kan ik de punten bepalen (aan weerszijden van lijn een punt .
De punten liggen op bogen van de cirkels met een middelpunt die door en gaan.
Deze aanpak gaat volgens opgave 105c. Je kunt ook de methode van opgave 105b volgen.
Jan van den Heuy rijdt op de A50. Hij moet naar Arnhem.
In de verte ziet hij het bord waarop staat hoe hij moet
voorsorteren. Als hij dichterbij komt, lijkt het bord groter
te worden. Dat komt omdat de kijkhoek waaronder hij
het bord ziet groter wordt. Maar als hij vlak bij het bord is,
lijkt het weer kleiner.
De onderkant van het bord is meter boven de weg. Het
bord is meter hoog. Reken met een ooghoogte van
de automobilist van meter.
Hieronder is de hoek getekend waaronder hij het bord
ziet als de auto nog meter van het bord af is.
Bereken de hoek waaronder Jan het bord ziet in één decimaal nauwkeurig.
Als Jan meter voor het bord is, is de hoek waaronder Jan het bord dan ziet: .
Toon dat aan.
Teken de grafiek op de GR en bepaal daarmee in twee decimalen nauwkeurig voor welke afstanden de hoek graden is.
We gaan meetkundig bepalen op welke plek Jan het bord het grootst ziet.
Vergeet even de ooghoogtelijn. De punten van waaruit je het bord onder een hoek van ziet, liggen op een cirkelboog, de iso--hoeklijn.
Teken die op schaal .
Teken ook de iso-hoeklijnen bij de hoeken: , en .
Nu letten we wel op de ooghoogtelijn. Je ziet dat er twee plekken zijn waar Jan het bord ziet onder een hoek van . Maar er zijn geen plekken waar hij het bord ziet onder een hoek van . Er is één plek waar Jan het bord ziet onder de grootste kijkhoek.
Wat weet je van de bijbehorende iso-hoeklijn te
vertellen?
Wat is dus de straal van die cirkel?
Teken de iso-hoeklijn bij de grootste kijkhoek.
Bereken de grootste kijkhoek in één decimaal.
We keren terug naar opgave 105.
Iemand steekt schuin de Dam over. Zijn route staat op het werkblad: de lijn .
Er is een plek op van waar uit hij
het paleis op de Dam (lijnstuk het breedst ziet. Omdat de lijn
niet loodrecht staat op de voorgevel van het paleis, is het
lastig die plek te vinden. Hieronder volgt een slimme
constructie.
We zoeken een cirkel die door de uiterste punten en van de voorgevel gaat en raakt aan lijn .
Het middelpunt van die cirkel ligt op de middelloodlijn van .
Teken een (kleine) cirkel met middelpunt op , die raakt aan . Noem het middelpunt .
Noem het snijpunt van met : . Vanuit gaan we de kleine cirkel opblazen, totdat hij door en gaat.
Trek lijn .
Noem een van de snijpunten met de cirkel:
(Als
de cirkel niet snijdt, doet dat wel; verwissel
dan en .)
Trek de lijn door , evenwijdig aan
.
Noem het snijpunt
met lijn : .
Teken de cirkel met middelpunt die raakt aan .
Voer deze constructie stap voor stap uit.
We zochten de plek op de route van waar uit de persoon het paleis het breedst ziet.
Ga na dat het raakpunt van de cirkel met middelpunt en de lijn het gezochte punt op is.
Een cirkel gaat door de punten en en raakt aan de lijn in het punt . De lijnen en snijden elkaar in het punt .
Bewijs dat de driehoeken en gelijkvormig zijn.
Laat zien dat uit onderdeel b volgt: .
We hebben dezelfde figuur als in opgave 109.
Noem de straal van
de cirkel en het middelpunt .
We gaan op twee manieren bewijzen dat
Gebruik dat .
Verplaats over de cirkel naar een punt , zó dat .
Gegeven is lijnstuk van lengte 5. Op het verlengde
van aan de kant van
ligt het punt op afstand
van .
Door zijn vier lijnen getekend. Op elk van die lijnen is
dat punt aangegeven, waarbij de kijkhoek het
grootst is.
Leg uit dat de punten op één cirkel liggen. Wat is de straal van de cirkel?
Gegeven is driehoek . Er is een punt binnen de driehoek waar je zijde onder ziet en zijde onder .
Onder welke hoek zie je in dat punt zijde ?
Construeer dat punt op het werkblad.
Gegeven is driehoek . Er is een punt binnen de cirkel waar je de drie zijden even groot ziet.
Bepaal de plaats van dat punt.
Gegeven is driehoek .
Er zijn plekken in het platte
vlak waar je alle drie de zijden onder een stompe hoek
ziet. Er zijn ook plekken waar je twee zijden onder een
stompe hoek ziet, er zijn plekken waar je één zijde onder
een stompe hoek en er zijn plekken waar je geen van de
zijden onder een stompe hoek ziet.
Teken een driehoek .
Geef elke van de vier gebieden aan met een kleur.
Het punt ligt op lijnstuk zo dat . Teken zo'n situatie. Neem voor bijvoorbeeld 4 cm.
Zoek de punten waar je de lijnstukken
en beide onder een
hoek van ziet.
Ook voor ,
en .
In onderdeel a heb je acht punten getekend die, als je het goed
gedaan hebt, (zo ongeveer) op een cirkel liggen.
We gaan bewijzen dat de punten waarvoor
inderdaad op een cirkel liggen.
Teken in een nieuwe figuur de punten
,
en
zoals
hierboven en een punt zodat . Teken
ook de cirkels door
,
en
en
door
,
en
;
noem hun middelpunten achtereenvolgens en .
Waarom geldt: ?
Waarom ?
is het snijpunt van de lijnen en .
Driehoek
is gelijkvormig met driehoek en
.
Bewijs dat .
De lijn
snijdt de lijn
dus voor elke in hetzelfde
punt .
Voor elk punt is
namelijk het midden van
.
Bewijs dat het spiegelbeeld is van in de lijn .
Bewijs dat op de cirkel ligt met als middelpunt en als straal