We verwijzen in een bewijs met de cursief gedrukte termen naar de uitgangspunten en
stellingen.
Hoeken, lijnen en afstanden
De overstaande hoeken bij twee snijdende lijnen zijn gelijk
(overstaande hoeken).
Als twee evenwijdige lijnen gesneden worden door een derde
lijn, dan zijn de F-hoeken en Z-hoeken gelijk (F-hoeken, Z-hoeken).
Als twee lijnen in twee verschillende punten gesneden worden
door een derde lijn, waarbij een paar gelijke F-hoeken of Z-hoeken
optreedt, dan zijn die twee lijnen evenwijdig (F-hoeken,
Z-hoeken).
Een rechte hoek is ;
een gestrekte hoek is .
De som van de hoeken van een driehoek is
(hoekensom
driehoek).
De afstand (kortste verbinding) van een punt tot een lijn is de
lengte van de loodlijn neergelaten vanuit dat punt op die lijn (afstand
punt tot lijn).
Driehoeksongelijkheid Als drie punten
,
en
niet op één lijn
liggen, dan geldt: .
Driehoeken
Gelijkbenige driehoek
Als in een driehoek twee hoeken gelijk zijn, dan zijn de
tegenoverliggende zijden ook gelijk.
Als in een driehoek twee zijden gelijk zijn, dan zijn de tegen overliggende hoeken ook gelijk.
Stelling van Pythagoras Als driehoek een rechte hoek in
heeft, dan geldt .
Omgekeerde stelling van Pythagoras Als in driehoek geldt
, dan is hoek recht.
Cosinusregel In elke driehoek geldt:
.
Sinusregel In elke driehoek geldt:
Congruente driehoeken
We zeggen dat figuren congruent zijn als de ene figuur zo verplaatst kan
worden dat hij de andere precies bedekt. Daarbij mag gespiegeld
worden.
Twee driehoeken zijn congruent als ze gelijk hebben:
een zijde en twee (aanliggende) hoeken, (HZH)
een zijde, een aanliggende hoek en de tegenoverliggende hoek, (ZHH)
twee zijden en de ingesloten hoek, (ZHZ)
alle zijden, (ZZZ)
twee zijden en de rechte hoek tegenover één van die zijden. (ZZR)
Gelijkvormige driehoeken
Twee driehoeken zijn gelijkvormig als ze het volgende gelijk hebben.
twee hoeken, (hh)
een hoek en de verhouding van de omliggende zijden, (zhz)
de verhouding van de zijden, (zzz)
een rechte hoek en de verhouding van twee nietomliggende zijden.
Vierhoeken
De som van de hoeken van een vierhoek is
(hoekensom vierhoek).
Equivalente definities en eigenschappen van een parallellogram.
Er zijn twee paren evenwijdige zijden.
Er zijn twee paren gelijke overstaande zijden.
Twee overstaande zijden zijn gelijk en evenwijdig.
De diagonalen delen elkaar middendoor.
Equivalente definities en eigenschappen van een ruit.
Het is een parallellogram met vier gelijke zijden.
Het is een parallellogram waarin een diagonaal een hoek middendoor deelt.
Het is een parallellogram waarin de diagonalen elkaar lood recht snijden.
Equivalente definities en eigenschappen van een rechthoek.
Het is een vierhoek met vier rechte hoeken.
Het is een parallellogram met een rechte hoek.
Het is een parallellogram met gelijke diagonalen.
Definitie
Een koorde is een verbindingslijnstuk van twee
punten op een kromme in het bijzonder op een op een cirkel.
Een koordenveelhoek is een veelhoek waarvan de
zijden koorden zijn van een cirkel. Met andere
woorden: een koordenveelhoek heeft een
omgeschreven cirkel.
Koordenvierhoekstelling
In een koordenvierhoek is de som van de overstaande
hoeken .
Omkering
Als in een vierhoek de som van de overstaande hoeken
is, dan is het een koordenvierhoek.
De verzameling van alle punten die dezelfde afstand hebben tot
twee gegeven punten en , is de middelloodlijn van het lijnstuk
(middelloodlijn).
De verzameling van alle punten binnen een hoek die dezelfde
afstand hebben tot de benen van die hoek, is de deellijn (bissectrice)
van die hoek (deellijn).
De verzameling van alle punten die afstand tot een gegeven
punt hebben, is de cirkel met middelpunt
en straal (cirkel).
De verzameling van alle punten die dezelfde afstand hebben tot
twee elkaar snijdende lijnen, is het deellijnenpaar (bissectrice paar)
van die twee lijnen (deellijnenpaar).
De twee deellijnen van twee elkaar snijdende lijnen snijden elkaar
loodrecht in het snijpunt van die twee lijnen (loodrechte
stand deellijnenpaar).
De verzameling van alle punten die dezelfde afstand hebben tot
twee evenwijdige lijnen, is de middenparallel van dat lijnenpaar
(middenparallel)
,
en
liggen op de cirkel met middelpunt
, zie figuur 1 hieronder.
We zeggen dat hoek op boog
staat.
Met bedoelen we
de grootte van hoek .
Er geldt:
.
Dus: de grootte van een omtrekshoek is de helft van de boog waarop hij staat.
Het limietgeval van de stelling is het volgende.
en zijn punten op de cirkel en
lijn raakt de cirkel in , zie figuur 2 hieronder.
De hoek tussen raaklijn en koorde is de helft van de
boog waarop de koorde staat.
Omgekeerd geldt:
als buiten de cirkel ligt, dan:
.
als binnen de cirkel ligt, dan:
.
Dit zijn speciale gevallen van het volgende.
Als binnen de cirkel ligt, dan
.
Als buiten de cirkel ligt, dan
.
Hierbij zijn en
snijpunten van de lijnen
en
met de cirkel.
Ook de stelling van Thales is een speciaal geval hiervan.
De loodlijn vanuit het middelpunt op een koorde deelt die
koorde middendoor (loodlijn op koorde).
Een raaklijn aan een cirkel staat loodrecht op de verbindingslijn
van middelpunt en raakpunt (raaklijn).