De bogen zijn , en , dus de hoeken: , en .
,
en
Twee van de getallen , en samen zijn gelijk aan het derde (volgt uit Thales).
, , en
en
hoek staat op een middellijn van de cirkel met middelpunt .
|
en op cirkel |
|
met middelpunt |
|
en op cirkel |
|
met middelpunt |
|
gelijkzijdig uit 1 en 2 |
|
omtrekshoek |
|
net zo |
De zijden van een
---graden driehoek verhouden
zich als .
Driehoek is zo'n driehoek, dus
.
De hoeken ,
en
zijn even groot, dus alle .
Dus , dus is
een koordenvierhoek.
Omdat de koorden en
even groot zijn, zijn de bijbehorende bogen dat ook.
Dus is
lijn bissectrice van hoek
.
|
|
|
buitenhoek en 1 |
|
uit 2 en omtrekshoek |
Dus doorloopt een cirkelboog, omgekeerde stelling van de omtrekshoek.
De middelloodlijn van lijnstuk snijdt de cirkel in
. Teken het bij horende punt
.
Dan geldt dus:
, dus
is het middelpunt van de cirkel waar de gevraagde boog op ligt.
doorloopt de boog boven koorde
van deze cirkel.
De hoeken , en zijn alle recht, omdat ze op een middellijn van een cirkel staan. De vierde hoek van vierhoek BRPQ is dan ook recht (hoekensom vierhoek).
Het midden van noemen we .
Omdat een
rechthoek is, geldt:
.
Ook geldt .
Dus driehoek is gelijkbenig. Dus ligt recht boven
het midden van .
Kort af: .
|
koordenvierhoek |
|
gestrekte hoek |
|
op dezelfde boog |
|
Z-hoeken 2 en 3 |
|
, 1 |
|
F-hoeken |
Noem de hoek die de raaklijn met maakt α.
|
limietgeval |
|
gestrekte hoek |
|
koordenvierhoek |
|
Z-hoeken 1 en 3 |
Het middelpunt van
noemen we en
.
van
, hangt dus niet van de plaats van
op af.
Omdat van (zie Eindpunt), hangt
ook niet van de plaats van af. Dus de koorde
ook niet.
Noem en .
|
middellijn |
|
op dezelfde boog |
|
buitenhoek |
|
uit 1, 2 en 3 |
Uit 4 volgt dat koordenvierhoek is.
(limietgeval), dus
.
Evenzo: .
Dus liggen
,
en
even ver van .
Uit de stelling van Thales volgt dat de hoeken en beide recht zijn, dus , en liggen op één lijn.
De hoeken en
staan op dezelfde boog van , zijn dus even groot.
Omdat deze hoeken op de bogen
en
van
staan,
zijn de lijnstukken en
even lang.
Het snijpunt van en noemen we .
|
omtrekshoek |
|
idem |
|
uit 1 en 2 |
|
|
|
gegeven |
|
ZHZ, uit 3, 4 en 5 |
Uit 6 volgt dat op de middelloodlijn van lijnstuk ligt, dus is lijn de middelloodlijn van lijnstuk . Omdat op lijn ligt, ligt even ver van en van .
De hoeken van driehoek noemen we
,
en
en
het
snijpunt van
en noemen we .
|
koordenvierhoek |
|
koordenvierhoek |
|
|
|
uit 1, 2 en 3 |
koordenvierhoek |
uit 4 |
Uit 5 volgt dat op de cirkel door , en ligt.
Noem .
|
is koordenvierhoek |
|
|
|
koordenvierhoek en 2 |
|
uit 1 en 3 |
Uit 4 volgt dat de hoeken en samen een gestrekte hoek vormen.
Zeg en ; is een willekeurig punt op de gemeenschappelijke raaklijn 'boven' lijn .
|
limietgeval |
|
limietgeval |
|
hoekensom driehoek |
|
|
Uit 4 volgt dat een koordenvierhoek is.
Neem aan dat het snijpunt van de cirkel door
en
en de cirkel door en
is.
Dan zijn de hoeken
en beide
(stelling van de
omtrekshoek). Dus is .
Dus ligt op de cirkel
door en (koordenvierhoek).
|
zie a |
|
omtrekshoek |
|
uit 1 en 2 |
Uit 3 volgt dat , en op één lijn liggen.
,
en
(koordenvierhoeken).
Dus
,
want
.
Neem aan: koordenvierhoek.
|
koordenvierhoek |
|
koordenvierhoek |
|
|
|
uit 1, 2 en 3 |
|
als 4 |
|
koordenvierhoek 4, 5 |
Uit 6 volgt het gevraagde.