1
2
3
a
b
c

Als z = a + b i , dan i z = b + a i , dus het punt ( a , b ) wordt afgebeeld op ( b , a ) . In paragraaf 5.6 van 4vb staat dat dit neerkomt op het linksom draaien om O over 90 ° .

4
a

1 1 4 π ; de afstand is 2 2 + 2 2 = 2 2 .

b

Voor w : ϕ = 1 2 3 π en de afstand is 1 2 + 3 2 = 2 .
Voor u : ϕ = π en de afstand is 10 .

c

Die hoek is ϕ = 2 π α , waarbij tan ( α ) = 1 1 2 ; je vindt: ϕ = 5,3 .

Intermezzo
5
a

Dit volgt meteen uit het feit dat a = r cos ( ϕ ) en b = r sin ( ϕ ) als z correspondeert met ( a , b ) .

b

De punten z met: arg ( z ) = 3 4 π vormen de eenheidscirkel.
De punten z met: | z | = 1 liggenop de halve lijn met beginpunt 0 die door 1 + i gaat.

c

0 < z 4 , dus 0 < arg ( z ) . De snijpunten met de assen en de lijnen y = x en y = x hebben de eigenschap dat arg ( z ) = k 1 4 π met k geheel, nu dus k = 1, 2, , 8 .
Je vindt: z = 1 4 2 + 1 4 i 2 , z = i , z = 3 4 2 + 3 4 i 2 , z = 2 , z = 1 1 4 2 1 1 4 i 2 , z = 3 i , z = 1 3 4 2 1 3 4 i 2 en z = 4 .

d

Neem t = | z | als parameter, dan ϕ = 1 2 π t en
( x , y ) = ( t cos ( 1 2 π t ) , t sin ( 1 2 π t ) ) .

6
a

-

b

Uit de somformules volgt:
cos ( α ) cos ( β ) sin ( α ) sin ( β ) + i sin ( α ) cos ( β ) + i cos ( α ) sin ( β ) =
cos ( α + β ) + sin ( α + β ) i , dus z w = r s ( cos ( α + β ) + sin ( α + β ) i ) .

7
a

Als je twee getallen met absolute waarde 1 vermenigvuldigt is de absolute waarde van het product ook 1 . Dit volgt uit stelling 1.1.

b

| z 2 | = | z | 2 , dit volgt ook uit stelling 1.1.

c

arg ( z 2 ) = 2 arg ( z ) op een veelvoud van 2 π na. Dit volgt direct uit stelling 1.2.

d

Dan is z unitair, dit volgt direct uit stelling 1.1.

e

In het eerste geval geldt: | z | = z , dus Im ( z ) = 0 en Re ( z ) 0 .
In het tweede geval geldt: | z | = z , dus Im ( z ) = 0 en Re ( z ) 0 .

f

arg ( i ) = 1 2 π , dus arg ( i z ) = arg ( z ) + 1 2 π op een veelvoud van 2 π na.
| i | = 1 , dus | i z | = | z | .
Dus i z ligt op dezelfde cirkel met middelpunt 0 en de hoek met de positieve reële as is 1 2 π groter.

8
a

Uit stelling 1.1 volgt dat | z | 3 = 1 , dus | z | = 1 .

b

arg ( 1 ) = 0 , dus arg ( z 3 ) = 3 arg ( z ) = 0 op een veelvoud van 2 π na.

c

z = 1 , z = cos ( 2 3 π ) + i sin ( 2 3 π ) = 1 2 + 1 2 i 3 , z = cos ( 4 3 π ) + i sin ( 4 3 π ) = 1 2 1 2 i 3 .

d

Er geldt | z | = 1 en 4 arg ( z ) = 0 op een veelvoud van 2 π na. Voor de tekening, zie figuur 1 hieronder.
De oplossingen zijn: z = 1 , z = i , z = 1 , z = i

e

Er geldt | z | = 1 en 8 arg ( z ) = 0 op een veelvoud van 2 π na. Voor de tekening, zie figuur 2 hieronder.
De oplossingen zijn:
z = 1 , z = 1 2 2 + 1 2 i 2 , z = i , z = 1 2 2 + 1 2 i 2 , z = 1 , z = 1 2 2 1 2 i 2 , z = i , z = 1 2 2 1 2 i 2 .

9
a

Zie figuur 3 hieronder.

figuur 1 opgave 23
figuur 2 opgave 23
figuur 3 opgave 24
b

ε = 1 2 + 1 2 i 3

c

Draaien over 60 ° in tegenwijzerrichting om 0 .

d

ε 2 , ε 3 , ε 4 , ε 5 , ε 6 = 1 .

e

ε + ε 5 = 1 , ε 2 + ε 4 = 1 , dus ε + ε 2 + ε 3 + ε 4 + ε 5 = 1 + 1 + 1 = 1 .
Of: ε + ε 2 + ε 3 + ε 4 + ε 5 + ε 6 = 0 , dus ε + ε 2 + ε 3 + ε 4 + ε 5 = ε 6 = 1 .

f

Zie de figuur in onderdeel a. ε = ε 4 en ε 2 + 1 = ε .

g

Zie figuur. Dat is de afstand van ε 2 tot 1 , dus de lengte van de 'basis' van een gelijkbenige driehoek met tophoek 120 ° en twee zijden van lengte 1 . Dus 3 .

10
a

arg ( 1 ) = π , dus 8 arg ( z ) = π op een veelvoud van 2 π na.

b

Er geldt | z | = 1 en arg ( z ) = 1 8 π + k 1 4 π , met k geheel. Dus de oplossingen zijn: cos ( 1 8 π + k 1 4 π ) + i sin ( 1 8 π + k 1 4 π ) , met k = 0, 1, ,7 .

11
a

3 arg ( z ) = π op een veelvoud van 2 π na. Dus arg ( z ) = 1 3 π , arg ( z ) = π of arg ( z ) = 1 3 π .

b

| z | 3 = 8 , dus | z | = 2 .

c

z = 2 cos ( 1 3 π + k 2 3 π ) + 2 i sin ( 1 3 π + k 2 3 π ) met k geheel, dus z = 1 + i 3 , z = 1 , z = 1 i 3 .
Je kunt ook ook zeggen: je krijgt de oplossingen door die van z 3 = 1 met 2 te vermenigvuldigen.

12
a

3 arg ( z ) = arg ( i ) = 1 2 π op een veelvoud van 2 π na, dus arg ( z ) = 1 6 π + k 2 3 π . Dus z = cos ( 1 6 π + k 2 3 π ) + i sin ( 1 6 π + k 2 3 π ) . Je vindt: z = 1 2 3 + 1 2 i , z = 1 2 3 + 1 2 i en z = i .

b

3 arg ( z ) = arg ( i ) = 1 2 π op een veelvoud van 2 π na, dus arg ( z ) = 1 6 π + k 2 3 π . Dus z = cos ( 1 6 π + k 2 3 π ) + i sin ( 1 6 π + k 2 3 π ) . Je vindt: z = 1 2 3 1 2 i , z = 1 2 3 1 2 i en z = i .
Je kunt ook zeggen: het zijn de tegengestelden van de oplossingen uit a.

13
a

3 arg ( z ) = arg ( 2 + 2 i ) = 1 4 π op een veelvoud van 2 π na, dus arg ( z ) = 1 12 π , arg ( z ) = 3 4 π of arg ( z ) = 7 12 π .
| z | 3 = | 2 + 2 i | = 8 , dus | z | = 2 .

b

z = 2 cos ( 3 4 π ) + i 2 sin ( 3 4 π ) = 1 + i

c

3 arg ( z ) = arg ( 2 2 i ) = 1 4 π op een veelvoud van 2 π na, dus arg ( z ) = 1 12 π , arg ( z ) = 7 12 π of arg ( z ) = 1 1 4 π (ofwel 3 4 π ).
De oplossing is: 2 cos ( 3 4 π ) + i 2 sin ( 3 4 π ) = 1 i .

14

| z | 2 = | 2 2 i 3 | = 4 , dus | z | = 2 .
2 arg ( z ) = arg ( 2 2 i 3 ) = 1 3 π op een veelvoud van 2 π na, dus arg ( z ) = 1 6 π of arg ( z ) = 5 6 π .
De oplossingen zijn dus 2 cos ( 1 6 π ) + 2 i sin ( 1 6 π ) = 3 i en
2 cos ( 5 6 π ) + 2 i sin ( 5 6 π ) = 3 + i .