6.2  Het inproduct in de ruimte >
Onderlinge ligging van lijnen
1

evenwijdig, kruisen, snijden, kruisen

2
a

A C en A H

b

We nemen de ribben van de kubus 2 . De figuren staan hieronder.
Het eerste geval, zie de figuur links. Verschuif bijvoorbeeld A C naar E G . De gevraagde hoek is hoek E G M . De zijden van driehoek E G M zijn: 2 2 , 5 en 5 . Hoek E G M is cos 1 ( 2 5 ) = 51 ° .
Het tweede geval, zie de figuur midden. Verschuif bijvoorbeeld A B naar R M . De gevraagde hoek is hoek R M H . Driehoek R M H is rechthoekig in R . De rechthoekzijden zijn 2 en 5 . Hoek R M H is tan 1 ( 5 2 ) = 48 ° .
Het derde geval, zie de figuur rechts. Verschuif bijvoorbeeld D E naar F C . De gevraagde hoek is hoek A F C . Driehoek A F C is regelmatig, dus de gevraagde hoek is exact 60 ° .

Het inproduct
3
a

5 2

b

p 2 + q 2 + r 2

c

B H = ( 3 4 5 ) , lengte 5 2 .

4
a

P Q = ( 2 1 6 ) en | P Q | = 2 2 + 1 2 + 6 2 = 41 .

b

A B = ( b 1 a 1 b 2 a 2 b 3 a 3 ) en | A B | = ( b 1 a 1 ) 2 + ( b 2 a 2 ) 2 + ( b 3 a 3 ) 2 .

5

Breng een assenstelsel aan zoals gebruikelijk met de oorsprong in D .
Een richingsvector van A C is: ( 1 1 0 ) en van G M : ( 2 0 1 ) . De hoek tussen deze vectoren noemen we α , dan: cos ( α ) = 2 2 5 0,63 , dus de hoek tussen de lijnen A C en G M is cos 1 ( 0,63 ) = 51 ° .
Een richingsvector van A B is: ( 0 1 0 ) en van H M : ( 2 2 1 ) . De hoek tussen deze vectoren noemen we β , dan: cos ( β ) = 2 1 3 0,66 , dus de hoek tussen de lijnen A B en H M is cos 1 ( 0,66 ) = 48 ° .
Een richingsvector van A F is: ( 0 1 1 ) en van D E : ( 1 0 1 ) . De hoek tussen deze vectoren noemen we γ , dan: cos ( γ ) = 1 2 2 , dus de hoek tussen lijnen A F en D E is exact 60 ° .

6
a

A C = ( 3 3 0 ) en O F = ( 3 3 3 ) en A C O F = 0 .

b

O P = ( 3 3 z ) en E C = ( 3 3 3 ) ; O P E C = 0 3 3 + 3 3 + z 3 = 0 , dus z = 0 .

c

Dan ( 3 3 3 ) ( 3 3 z 3 ) = 0 , dus z = 3 .

d

( 1 1 0 ) , ( 1 0 1 ) , ( 0 1 1 ) en ( 1 1 2 ) .

7
a

We nemen de punten P op lijn A D en Q op lijn B E die op dezelfde 'hoogte' liggen als C . Dus P is ( 6,0,8 ) en Q is ( 0,6,8 ) .
De inhoud van het prisma met grondvlak O A B en hoogte 8 is 1 2 6 6 8 = 144 . Daar moet de inhoud van piramide met grondvlak D E Q P en top C vanaf.
De oppervlakte van het trapezium D E Q P is 3 6 2 = 18 2 en de afstand van C tot het trapzium is 3 2 , dus de inhoud van de piramide is: 1 3 3 2 18 2 = 36 .
De gevraagde inhoud is dus 108 .

b

Een pv van lijn D E is: ( x , y , z ) = ( 6 3 t ,3 t ,4 + t ) . Dus X = ( 6 3 t ,3 t ,4 + t ) voor zekere waarde van t .
D E C X = 0 ( 3 3 1 ) ( 6 3 t 3 t 4 + t ) = 0 t = 22 19 , dus X = ( 48 19 , 66 19 , 98 19 ) .