6.3  Parametervoorstelling en vergelijking van een vlak >
Parametervoorstelling van een vlak
1
a

p = q = 1 ; p = 1 en q = 2 .

b

p = 2 en q = 1 .

c

p = 7 en q = 10 .

2
a

K = ( 4,0,2 ) , dus ( x , y , z ) = ( 4 + p , q ,2 + p ) .

b

( 0,2,0 ) en ( 1,0,2 )

c

Uit ( t ,2 2 t ,2 t ) = ( 4 + p , q ,2 + p ) volgt (vergelijk de eerste en derde coördinaat): 4 + p = 1 + 1 2 p , dus p = 6 en t = 2 , dus het snijpunt is: ( 2,6, 4 ) .

3
a

( x , y , z ) = ( 2 p , p + q ,2 q )

b

B , E en G .

c
figuur bij opgave 19
d

De drie coördinaten zijn gelijk, dus: 2 p = p + q = 2 q , dus p = q = 2 3 , dus
S = ( 1 1 3 ,1 1 3 ,1 1 3 ) .

Vergelijkingen van vlakken
4
a

De hoek tussen a en n noemen we α . Dan | a | cos α = 6 . Er geldt: n a = | n | | a | cos α = 4 6 = 24 .
Op dezelfde manier is n b = 24 . Omdat de hoek γ tussen c en n stomp is, geldt: | c | cos γ = 2 en n c = 8 .

b

Ze liggen in het vlak door P (of A ) loodrecht op lijn n .

5
a

n = ( 1 1 2 ) , x = ( x y z ) , en a = ( 2 0 0 ) .
Dus n x = x + y + 2 z en n a = 2 .

b

( 0,0,1 ) , A en C .
Voor de tekening zie onderdeel d.

c

n = ( 0 1 2 )

d

De punten van W op de kubus zijn: B , C , ( 0,0,1 ) en ( 2,0,1 ) . Voor de tekening zie hieronder.

e

Als een punt aan de vergelijking voldoet, dan voldoet dat punt ook als je de x -coördinaat verandert. Die komt niet in de vergelijking voor.

f

De snijlijn is lijn M C , waarbij M het midden van ribbe O H is. Een pv is ( x , y , z ) = ( 0,2 t ,1 t ) .

Een vlak en zijn snijpunten met de coördinaat-assen
6
a

De snijpunten zijn ( 6,0,0 ) , ( 0,6,0 ) en ( 0,0,6 ) .

b

( 4,2,0 ) , ( 2,4,0 ) , ( 4,0,2 ) , ( 2,0,4 ) , ( 0,4,2 ) en ( 0,2,4 )

c

Lijn B G staat loodrecht op diagonaalvlak O C F E van de kubus.

d

Het snijpunt van N B en O F noemen we S . Je kunt de zijden van driehoek N S F berekenen en daaruit zien dat de driehoeken N S F en B N F gelijkvormig zijn.

7
a

( 6,0,0 ) , ( 0,6,0 ) en ( 0,0,3 ) , zie figuur.

b

( 4,2,0 ) , ( 2,4,0 ) , ( 0,0,3 ) , ( 0,4,1 ) en ( 4,0,1 )

c

( 1 1 2 )

d

Driehoek O E G is gelijkbenig en N is het midden van E G .

e

O N = 2 6 , M N = 2 3 en O M = 6 , dus O M 2 = M N 2 + O N 2 , dus uit de omgekeerde stelling van Pythagoras volgt dat O N en M N loodrecht op elkaar staan.
Of: de driehoeken O H N en N F M zijn gelijkvormig met factor 1 2 2 , ga dat na. Dus hoek H N O + M N F = H N O + H O N = 90 ° .

8
a

Vlak M E G moet dan een vergelijking van de vorm x + y + 2 z = d hebben voor zeker getal d . Als je voor d = 12 neemt, voldoen M , E en G . Dus het klopt.

b

Dat is O N , de lengte daarvan is 2 6 .

c

Het midden van O B noemen we T en S de projectie van O op lijn H T , dan staat O S loodrecht op lijn H T en op lijn A C (dat laatste omdat lijn A C loodrecht op elke lijn in vlak O B F H staat).

d

De driehoeken S O T en O H T zijn gelijkvormig, dus H T O S = O T O H 2 6 O S = 2 2 4 , dus O S = 1 1 3 3 .

9
a

Ze voldoen aan de vergelijking.

b

( 20 15 12 )

c

( 3,0,0 ) en ( 0,0,5 )

d

De variabele y komt niet in de vergelijking voor. Omdat de x - en de z -coördinaat niet veranderen, blijft het punt aan de vergelijking voldoen.

e

x 3 + z 5 = 1 5 x + 0 y + 3 z = 15 , dus een normaalvector is ( 5 0 3 ) .

10
a

( 6,0,0 ) , ( 0,8,0 ) en ( 0,0,10 )

b

20 x + 15 y + 12 z = 120 , normaalvector: ( 20 15 12 )

c

y 4 + z 5 = 1 , normaalvector: ( 0 5 4 )

d

y 4 + z 5 = 0

11

( 3,0,0 ) , ( 0,2,0 ) , ( 0,0, 1 2 ) ;

( 3,0,0 ) , ( 0,2,0 ) ;

( 2,0,0 ) , ( 0,4,0 ) , ( 0,0,3 )

( 3,0,0 ) , ( 0,0,1 ) ;

( 0,0,0 ) ;

( 2,0,0 )

12
a

De coördinaten van de snijpunten zijn: ( 2,0,0 ) , ( 0,4,0 ) , ( 0,0,4 ) .

b

( 0, t ,3 ) invullen in de vergelijking van V geeft t = 1 , dus het snijpunt is: ( 0,1,3 ) .

c

( 2,0,0 ) , ( 0,3,0 ) , ( 0,1,1 ) , ( 1 2 ,0,3 ) , ( 1 2 ,3,0 )

d

Zie figuur.

13

Een pv van lijn A T is: ( x , y , z ) = ( 3 t , 3 + t ,2 t ) ,dus het snijpunt S = ( 3 t , 3 + t ,2 t ) voor zeker waarde van t .
Vul ( 3 t , 3 + t ,2 t ) in de vergelijking y + z = 3 . Dit geeft: t = 2 , dus S = ( 1, 1,4 ) .

14
a

8 1 2

b

Als er een gemeenschappelijk punt is dan 6 = 8 1 2 .

c

Hun normaalvectoren zijn veelvouden van elkaar, dus a = 1 1 2 en b = 2 .

15
a

x 3 + y 3 + z 4 = 1

b

Dat is het punt ( t , t ,2 t ) dat aan de vergelijking x 3 + y 3 + z 4 = 1 voldoet. Dan t = 6 7 en het gevraagde punt is: ( 6 7 , 6 7 ,1 5 7 ) .

16
a

x + y + z = 3 en x + y + z = 9

b

De piramide P met hoekpunten ( 0,0,0 ) , ( 9,0,0 ) , ( 0,9,0 ) en ( 0,0,9 ) heeft inhoud: 1 3 1 2 9 9 9 = 121 1 2 . Daar moet de inhoud van vier piramides vanaf, die gelijkvormig zijn met P met vergrotingsfactor 1 3 . Het gevraagde stuk heeft inhoud 23 27 121 1 2 = 103 1 2 .

Vergelijking van een vlak met behulp van een pv
17

7 x y + z = 8 ; 2 x y = 0 ; 2 x 10 y + 9 z = 9 ; 3 y + 4 z = 18 .

18

7 x + 19 y 2 z = 39 ; 3 x 4 y + z = 9 ; x 9 y + 6 z = 1 ; x z + 2 = 0 .

19
a

n A P = ( 2 3 4 ) ( 0 5 3 ) = 2 0 + 3 5 + 4 3 = 3 en | n | = 29 .

b

3 29 , volgens de stelling.

c

n a = 11 , omdat A in V ligt.
n p levert hetzelfde op als de coördinaten van P in 2 x 3 y + 4 z invullen.

20
  1. 5 7 14 ,

  2. 1 1 7 14 ,

  3. Het vlak door die punten heeft vergelijking x + 2 y 2 z = 12 , dus de afstand is 4 1 3 .

21
a

( x , y , z ) = ( 1 + 2 t , 1 + 4 t ,2 + t )

b

| 1 + 2 t + 2 ( 1 + 4 t ) 2 ( 2 + t ) 12 | 3 = 3 t = 1  of  t = 3 1 4 , dus de punten ( 3,3,3 ) en ( 7 1 2 ,12,5 1 4 )

22

Dat is de afstand van een punt in het vlak x + y + z = 9 , bijvoorbeeld ( 9,0,0 ) tot het vlak met vergelijking x + y + z = 3 , dus | 9 + 0 + 0 3 | 3 = 2 3 .

23
a

x 3 + y 2 + z 4 = 1 4 x + 6 y + 3 z = 12

b

12 61 61

c

Neem O A C als grondvlak, dan is de oppervlakte van het grondvlak 1 2 2 3 en de hoogte 4 .

d

1 3 oppervlakte driehoek A C H de afstand van O tot vlak A C H = de inhoud van de piramide, dus de oppervlakte van driehoek A C H = 61 .

24
a

24 61 61

b

8

c

De inhoud van het blok is 24 ; de inhoud van een piramide is 1 3 1 2 2 3 4 = 4 , dus de gevraagde inhous id 24 4 4 = 8 .