In deze paragraaf zoeken we oplossingen van differentiaalvergelijkingen waarvan de variabelen te scheiden zijn.

Gegeven is de differentiaalvergelijking: d y d x = c ( x , y ) .
Als er functies p en q (van één variabele) zijn zó, dat
c ( x , y ) = p ( x ) q ( y ) , dan is de differentiaalvergelijking een differentiaalvergelijking met te scheiden variabelen.

Voorbeeld:

Als c ( x , y ) = x y + 1 zijn de variabelen te scheiden met
p ( x ) = x en q ( y ) = y + 1 .
Als c ( x , y ) = x y + 1 zijn de variabelen niet te scheiden.

Opmerking:

Dat jij de variabelen van c ( x , y ) = x y + 1 niet kunt scheiden, betekent nog niet dat ze niet te scheiden zijn.
Veronderstel dat ze wel te scheiden zijn, dan zijn er functies p en q zó, dat p ( x ) q ( y ) = x y + 1 .
Voor x = 0 invullen geeft: p ( 0 ) q ( y ) = 1 , dus is q een constante functie. Evenzo vind je door voor y = 0 in te vullen dat p een constante functie is. Maar dan zou c ook constant zijn en dat is een tegenspraak, dus zijn de variabelen niet te scheiden.

1

Ga van de volgende functies c na of de variabelen te scheiden zijn.
Zoja, laat zien hoe.

  1. c ( x , y ) = x y (met x en y positief)

  2. c ( x , y ) = x + y

  3. c ( x , y ) = x y

  4. c ( x , y ) = x + x y

Stelling
Gegeven is de differentiaalvergelijking d y d x = p ( x ) q ( y ) .
Neem aan: P is een primitieve functie van p en R een primitieve van de functie 1 q .
Dan zijn de functies y met R ( y ) = P ( x ) + k voor elke constante k oplossing van de differentiaalvergelijking.

Voordat we de stelling in opgave 3bewijzen, eerst een voorbeeld.

Voorbeeld:

Gegeven is de differentiaalvergelijking d y d x = x y .
Van deze differentiaalvergelijking kun je de variabelen scheiden: c ( x , y ) = p ( x ) q ( y ) met p ( x ) = x en q ( y ) = y .
Dan 1 q ( y ) = 1 y en p ( x ) = x , dus je kunt bijvoorbeeld nemen: R ( y ) = ln | y | en P ( x ) = 1 2 x 2 .
Volgens de stelling zijn de functies y met ln | y | = 1 2 x 2 + k oplossing van de differentiaalvergelijking.
Je kunt deze functies schrijven als: y = ± e k e 1 2 x 2 . Door d te schrijven voor de constante e k , vind je:
de functies y = d e 1 2 x 2 met d 0 zijn oplossing van de differentiaalvergelijking d y d x = x y .
Als d = 0 , krijg je ook een oplossingsfunctie van de differentiaalvergelijking.

2

Controleer door substitutie dat de functies y = d e 1 2 x 2 aan de differentiaalvergelijking d y d x = x y voldoen.

3

Gegevens zijn als in de stelling.

a

Toon aan: d R d x = 1 q ( y ) d y d x .

b

Waarom geldt: d R d x = p ( x ) ?

c

Hoe volgt uit de twee vergelijkingen dat voor de functies y met R ( y ) = P ( x ) + k volgt: 1 q ( y ) d y d x = p ( x ) ?

Notatie
Vaak wordt een primitieve van een functie f genoteerd met f ( x ) d x .
Zo is 3 x d x = 2 x x + c en 3 y 2 d y = y 3 + c , waarbij c een constante is.

Het oplossing van de differentiaalvergelijking d y d x = x y in het vorige voorbeeld ziet er in deze notatie zó uit.

d y d x

=

x y

Deel door y (variabelen scheiden)

1 y d y d x

=

x

Vermenigvuldig met d x (variabelen scheiden)

1 y d y

=

x d x

Zet er 'vleeshaken' voor.

1 y d y

=

x d x

Uitrekenen

ln ( | y | )

=

1 2 x 2 + c

Opmerking:

d x en d y zijn eerder genoemd bij het intermezzo over Leibniz in paragraaf 2. Ook komen ze in de integraalnotatie voor.

Voorbeeld:

Geef een oplossingsfunctie van de differentiaalvergelijking
d y d x = y 2 + 2 x y met beginwaarde ( 0,2 ) .

d y d x

=

y 2 + 2 x y 2

Delen door y 2 (variabelen scheiden)

1 y 2 d y d x

=

1 + 2 x

Vermenigvuldigen met d x

1 y 2 d y

=

( 1 + 2 x ) d x

Vleeshaken zetten

1 y 2 d y

=

( 1 + 2 x ) d x

Uitrekenen

1 y

=

x 2 + x + c

Dus y = 1 x 2 + x + c .
Uit y ( 0 ) = 2 volgt: c = 1 2 , dus y = 1 x 2 + x 1 2 = 2 2 x 2 + 2 x 1 .

4

Geef een oplossingsfunctie van de volgende beginwaardeproblemen.

a

d h d t = 4 h 2 en h ( 0 ) = 0 .
Zie opgave 6: een trechter vullen.

b

d y d x = x y en y ( 0 ) = 4 .
Zie opgave 12.

c

d h d t = 2 h met h ( 0 ) = 100 .
Zie opgave 15: een leegstromend vat.

d

d y d x = 1 1 3 x y en y ( 1 ) = 4 .
Zie opgave 22.

e

d G d t = 0,3 G 2 3 en G ( 0 ) = 8 .
Zie opgave 21 over de mottenbal.

f

d T d t = 0,2 ( T 20 ) en T ( 0 ) = 100 (afkoeling).

5

In opgave 15 brandde in 8 uur een kaars af.
Er geldt: d h d t = c 1 ( 20 h ) 2 en h ( 0 ) = 20 .
Hierbij is h de lengte van de kaars (in cm), t de tijd in uur en c een constante die onder andere van de kwaliteit van de was afhangt.

a

Laat zien dat de differentiaalvergelijking d h d t = c 1 ( 20 h ) 2 leidt tot: de oplossingen 1 3 ( 20 h ) 3 = c t + d , waarbij d constant is.

b

Schrijf h als functie van t , zonder de constanten c en d .

6

Geremde groei
In deze opgave lossen we de differentiaalvergelijking
d y d x = c y ( a y ) op voor willekeurige getallen a en c .
Variabelen scheiden geeft: 1 y ( a y ) d y = c d x .
Het probleem is een primitieve te vinden van 1 y ( a y ) .

a

Welke primitieve vind je als a = 0 ?

Als a 0 , moet je breuksplitsen: je kunt 1 y ( a y ) schrijven als 1 y ( a y ) = y + a y .

b

Zoek uit welke getallen op de stippellijnen moeten staan.

(hint)
Schrijf 1 y + 1 a y onder één noemer.

Uit het antwoord op het vorige onderdeel volgt:
ln ( | y | ) ln ( | a y | ) = a c x + C voor willekeurige C .

c

Ga dat na.

Uit ln ( | y | ) ln ( | y a | ) = a c x + C volgt: ln ( | y a y | ) = ( a c x + C ) , dus | 1 a y | = e ( a c x + C ) , dus 1 a y = d e a c x , met d 0 .

d

Laat zien dat deze laatste vorm te herschrijven is als
y = a 1 d e a c x

e

Ga na dat hieruit de formule voor de oplossingsfuncties y = M 1 + b e c M x voor geremde groei volgt.

7

Geef oplossingsfuncties van de volgende beginwaardeproblemen.

  1. d y d x = 2 x e y , beginwaarde ( 0,0 )

  2. d y d x = cos ( x ) y , beginwaarde ( 1 2 π ,1 )

  3. d y d x = 2 x + x y , beginwaarde ( 0,3 )

  4. d y d x = 2 x + x y , beginwaarde ( 0, 3 )

  5. d y d x = e x + y beginwaarde ( 0,1 )

  6. d y d x = y e x e x + 1 , beginwaarde ( 0, 2 )