11.4  Onzekerheid >
Grenzen aan onzekerheid
1

18 en 9 graden Celsius

2

Bij 100 keer zo’n waarschuwing verwacht men dat het 65 keer ook echt gebeuren gaat.

3

Hij reist 40 5 2 = 400 keer. in 7 % daarvan is er vertraging, dus 28 keer.

Schatten
4
a

1 17 100 6 %

b

Tussen 5 % en 15 % lijkt het beste omdat de 6 % uit vraag a daar tussen zit.

c

P ( X 1, n = 17, p = 0,15 ) 0,2525

d

Klassengesprek

5
a

0,25 400 = 100

b

Zoek het getal g waarbij de kans op g of minder meer is dan 0,95 .
Maak op de GR een tabel van de volgende functie:
y = P ( X x , n = 400, p = 0,25 ) .
Je vindt: als x = 113 , dan y = 0,938 en als x = 114 , dan y = 0,951 , dus g = 114 .

6
a

1 P ( X 5, n = 16, p = 0,2 ) 0,082

b

Maak op de GR een tabel van de functie
y = 1 P ( X x 11, n = x , p = 0,2 ) en zoek de kleinste waarde van x waarbij y kleiner is dan 5 %. Je vindt: als x = 16 , dan y = 0,081 en als x = 17 , dan y = 0,037 , dus neem een selectie van 17 of meer personen.

7
a

1 P ( X 1, n = 20, p = 0,06 ) 0,340

b

De tabel geeft afkeuren met kans 0,06 dus goedkeuren heeft kans 0,94 ; de tabel geeft afkeuren met kans 0,61 dus goedkeuren heeft kans 0,39 .

c

Nee, de kans dat een slechte partij ( 10 % foute exemplaren) goedgekeurd wordt is wel 39 %.

Betrouwbaarheid
8
a

66 van de 200 , dus 33 %.

b

VuStat/Simulaties/Steekproeven percentage blauw 0,33 / omvangpopulatie 3456 omvangsteekproef 200 /aantal steekproeven 100 (gebruik na afloop sorteren).

c

Dus het percentage loopt van 28 % tot en met 38 %, dus tel hoe vaak de getallen 56 tot en met 76 voorkomen.

9
a

Kies resultaten, kies foutenmarge zo klein mogelijk, maar zo dat “steekproeven binnenmarge” 95 %.
Als dit bijvoorbeeld 6 % is, dan loopt het percentage van 33 6 tot en met 33 + 6 en de aantallen van 54 tot en met 78 .

b

Kies foutenmarge enzovoort “steekproeven binnenmarge” 90 %.

c

Bereken x zodat P ( 66 x X 66 + x , n = 200, p = 0,33 ) 0,95 .
Maak op de GR een tabel met
y = P ( X 66 + x , n = 200, p = 0,33 ) P ( X 66 x 1, n = 200, p = 0,33 ) en zoek de kleinste waarde van x waarvoor y 0,95 .
Je vindt: als x = 12 , dan y = 0,94 en als x = 13 , dan y = 0,957 .
Dus x = 13 Het interval loopt dus van 66 13 tot en met 66 + 13 , dus 53 tot en met 79 .

d

Zoek nu de kleinste waarde van x waarvoor y 0,90 .
x = 10 y = 0,88 en x = 11 geeft y = 0,91 , dus x = 11 , dus het interval loopt dus van 55 tot en met 77 .

10
a

Groter

b

Nauwkeuriger